Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft, geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres:
“Schending van de hoorplicht?
6. De rechtbank overweegt als volgt. Uit het bericht van 8 januari 2018 kan niet worden geconcludeerd dat eiseres geen gebruik wil maken van haar recht om te worden gehoord. De gemachtigde van eiseres heeft daarin aangegeven dat hij was verhinderd op 12 januari 2018. Daarbij heeft hij de heffingsambtenaar gevraagd een nieuwe afspraak te maken. De heffingsambtenaar heeft dit niet gedaan. Het achterwege laten van een hoorzitting kan alleen als het bezwaar kennelijk ongegrond is. Hiervan is geen sprake. Door geen verhinderdata op te vragen en de gemachtigde op zo’n korte termijn (minder dan een week) uit te nodigen, heeft de heffingsambtenaar het risico genomen dat de gemachtigde verhinderd was. Dit betekent dat de heffingsambtenaar alsnog op een andere datum had moeten horen, maar hij heeft dit nagelaten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de heffingsambtenaar eiseres ten onrechte niet heeft gehoord.
7. Dit betekent dat de hoorplicht is geschonden. Het beroep is gegrond en de rechtbank zal de bestreden uitspraak vernietigen. Gelet hierop komt de rechtbank niet toe aan een bespreking van wat eiseres voor het overige heeft aangevoerd over de schending van de hoorplicht.
8. De rechtbank zal vervolgens onderzoeken of de rechtsgevolgen van de te vernietigen uitspraak in stand gelaten kunnen worden.
Heeft de heffingsambtenaar aannemelijk gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld?
9. Volgens vaste rechtspraak is de transactieprijs van de woning zelf uitgangspunt bij het bepalen van de WOZ-waarde als de transactiedatum kort voor of na de peildatum ligt, tenzij de partij die zich daarop beroept feiten en omstandigheden stelt en aannemelijk maakt dat die koopsom niet de waarde in het economische verkeer weergeeft.1
10. Naar het oordeel van de rechtbank ligt de transactiedatum van de woning van eiseres voldoende dicht bij de waardepeildatum om de waarde van de woning in het economisch verkeer te kunnen baseren op de aankoopprijs. De heffingsambtenaar heeft op de zitting een afschrift van de leveringsakte overgelegd, afkomstig uit het Kadaster. Gelet op de datum van ondertekening van de koopovereenkomst op 11 november 2014 is de woning voldoende dicht bij de waardepeildatum verkocht, aldus de heffingsambtenaar. Eiseres heeft geen omstandigheden gesteld op grond waarvan aannemelijk is dat de aankoopprijs die eiseres voor de woning heeft betaald, niet de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt en dat is ook anderszins niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank is de transactieprijs van de woning zelf het beste uitgangspunt bij het bepalen van de WOZ-waarde op de waardepeildatum 1 januari 2014.2
11. De taxateur heeft op de zitting toegelicht dat, op de koopsom van de woning van eiseres een correctie moet worden toegepast voor de prijsontwikkeling tussen de datum van ondertekening van de koopovereenkomst op 11 november 2014 en de peildatum 1 januari 2014.
De heffingsambtenaar heeft voor de gecorrigeerde waarde een overzicht overgelegd met de waardeontwikkeling van soortgelijke woningen in de [naam buurt] , resulterend in een gecorrigeerde transactieprijs van € 258.500. Bij de gecorrigeerde transactieprijs van € 258.500 moet nog de erfpachtcorrectie van onbetwist € 17.627 worden opgeteld, resulterend in een waarde van € 276.000. Bij deze berekening gaat de heffingsambtenaar nog uit van een correctie vanaf de transactiedatum van 24 februari 2015. Daarmee is volgens de heffingsambtenaar onderbouwd dat de vastgestelde waarde van € 261.500 in ieder geval niet te hoog is.
12. Eiseres stelt dat de correctie naar de waardepeildatum door de heffingsambtenaar niet juist is berekend en zij verwijst daarvoor naar een berekening van Vastgoedpro. De rechtbank verwerpt deze berekening, omdat deze gebaseerd is op meer algemene indexcijfers van het CBS, die niet specifiek zijn toegesneden op woningsoort en locatie van de onderhavige woning, zoals in de berekening van de heffingsambtenaar.
13. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van de woning echter niet heeft bepaald op deze gecorrigeerde waarde van de woning van € 276.000, maar op het nog lagere bedrag van € 261.500.
14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar voldoende onderbouwd hoe deze berekening tot stand is gekomen op basis van de geregistreerde trendmatige ontwikkeling van de verkoopprijzen van onder meer dit type woning en de buurt waarin deze woning is gelegen. De rechtbank stelt vast dat de feitelijk gehanteerde, neerwaartse correctie voor de prijsontwikkeling van de waarde van de woning zelfs groter is dan de berekende prijsontwikkeling tussen de peildatum en de datum van de koopovereenkomst. Daaruit volgt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat hij de waarde van de woning niet te hoog heeft vastgesteld.
15. Eiseres heeft voorts gesteld dat de WOZ-waarde van de woning 2% lager moet uitvallen omdat haar woning op erfpachtgrond staan. Zij heeft gewezen op een brief van 5 februari 2019 van de wethouder van Financiën van de gemeente Amsterdam. In deze brief is vermeld dat is besloten een eenmalige algemene verlaging van 2% toe te passen op de WOZ-waardering van woningen op erfpachtgrond voor de OZB-aanslag 2019. Uitspraken van de rechtbank Amsterdam uit december 2018 zijn aanleiding geweest voor deze eenmalige verlaging, aldus de wethouder. Verder wijst eiseres op antwoorden van het college van burgemeester en wethouders in de gemeenteraad.3
3 Gemeenteblad van de gemeente Amsterdam van 2019, afdeling 1, nummer 144: Schriftelijke vragen van de gemeenteraad ingediend op 10 december 2018.
16. Onder verwijzing naar de brief van de wethouder, heeft eiseres met een beroep op het vertrouwensbeginsel betoogd dat dit gewijzigde beleid ook moet leiden tot een (verdere) verlaging van de OZB-aanslag met 2% van de WOZ-waarde in een ander belastingjaar dan 2019.
17. De rechtbank overweegt dat in de brief van de wethouder expliciet is gesteld dat de verlaging als praktische maatregel alleen wordt toegepast op WOZ-waardebeschikkingen over het belastingjaar 2019. Naar aanleiding van de uitspraken van de rechtbank Amsterdam uit december 2018 is de heffingsambtenaar in hoger beroep gegaan en is een nader onderzoek gestart naar de berekeningssystematiek van de erfpachtcorrectie. Het hoger beroep en het onderzoek zullen ongeveer zes maanden in beslag nemen. Om toch te voldoen aan de wettelijke plicht om de WOZ-beschikkingen van het belastingjaar 2019 nog tijdig – vóór 28 februari 2019 – te kunnen verzenden, is voor deze tijdelijke en beperkte verlaging gekozen. Uit deze toelichting in de brief van de wethouder kan worden afgeleid dat de heffingsambtenaar de huidige manier van berekening van de erfpacht nader wil onderzoeken, maar niet dat hij erkent dat de huidige manier van berekenen van de erfpacht onjuist is. Dat betekent dat met deze brief niet het vertrouwen wordt gewekt dat de erfpacht in eerdere belastingjaren ook moet worden aangepast, waaronder het belastingjaar waar deze zaak betrekking op heeft. Ook uit de vragen die in de raad zijn gesteld, blijkt dit niet. Het antwoord van de wethouder op vraag 4 – waar eiseres op wijst – gaat over de overstapregeling naar eeuwigdurend erfpacht. Daar staat alleen dat de WOZ-waarden uit eerdere belastingjaren waar nog bezwaar of beroep tegen loopt, vooralsnog niet gebruikt zullen worden voor de berekening van het eeuwigdurend erfpacht. Anders dan eiseres stelt, volgt daar niet uit dat de erfpachtcorrectie van de nog niet vaststaande WOZ-waarden uit eerdere belastingjaren een verlaging van 2% krijgen. Het betoog van eiseres slaagt niet.
18. Eiseres voert tot slot aan dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning naar beneden had moeten afronden op duizendtallen. Eiseres beroept zich hierbij op een conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad van 29 december 20094 en op informatie (op de website) van de Waarderingskamer.
19. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt voorop dat in de Wet WOZ geen regels zijn opgenomen over de afronding van de vastgestelde waarde. De conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad waar eiseres naar verwijst gaat, onder andere, over de gevolgen van het toepassen van de (per 1 oktober 2015 afgeschafte) Fierensmarge. De Fierensmarge was gericht op het opwerpen van een drempel voor bezwaar en beroep om conflicten over relatief kleine belangen te beperken en de Wet WOZ uitvoerbaar te maken. Dit betreft een andere discussie, die geen aanknopingspunten biedt voor de stelling van eiseres. Voor zover de Waarderingskamer heeft aanbevolen dat de waarde van een woning naar beneden moet worden afgerond op duizendtallen, is dat geen voorschrift waaraan de heffingsambtenaar is gehouden.5
20. Onder rechtsoverweging 7. is geoordeeld dat het beroep gegrond is. Omdat het beroep gegrond is, moet de heffingsambtenaar het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres vergoeden.
21. De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar in de door eiseres gemaakte proceskosten.
De rechtbank stelt de kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.278,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 254,- en een wegingsfactor 1, en daarnaast 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).”