75.1.De Afdeling komt tot de volgende bedragen voor de schadevergoeding.
Het beroepschrift van Agraforce en anderen tegen het besluit van 9 november 2017 is op 23 januari 2018 binnengekomen bij de Afdeling. Het beroepschrift is ingediend door zes belanghebbenden. Het bedrag per belanghebbende is € 250,00 (25% van € 1.000,00). Hiervan dient de raad € 201,51 te vergoeden en de Staat € 48,49 per belanghebbende.
Het beroepschrift van [appellant sub 2] is op 5 januari 2018 binnengekomen bij de Afdeling. De schadevergoeding bedraagt € 1.000,00. Hiervan dient de raad € 756,50 te vergoeden en de Staat € 243,50.
Het beroepschrift van [appellant sub 3] is op 27 januari 2018 binnengekomen bij de Afdeling. De schadevergoeding bedraagt € 1.000,00. Hiervan dient de raad € 818,41 te vergoeden en de Staat € 181,59.
Het beroepschrift van [appellant sub 4] is op 17 januari 2018 binnengekomen bij de Afdeling. De schadevergoeding bedraagt € 1.000,00. Hiervan dient de raad € 788,18 te vergoeden en de Staat € 211,82.
Het beroepschrift van [appellante sub 5] en anderen is op 27 januari 2018 binnengekomen bij de Afdeling. Het beroepschrift is ingediend door zes belanghebbenden. Het bedrag per belanghebbende is € 250,00 (25% van € 1.000,00). Hiervan dient de raad € 204,60 te vergoeden en de Staat € 45,40 per belanghebbende.
Het beroepschrift van de Stichting is op 30 januari 2018 binnengekomen bij de Afdeling. De schadevergoeding bedraagt € 1.000,00. Hiervan dient de raad € 826,87 te vergoeden en de Staat € 173,13.
Het beroepschrift van [appellant sub 8] is op 17 januari 2018 binnengekomen bij de Afdeling. De schadevergoeding bedraagt € 1.000,00. Hiervan dient de raad € 788,18 te vergoeden en de Staat € 211,82.
76. De raad en de Staat dienen ten aanzien van Agraforce en anderen, [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellante sub 5] en anderen, de Stichting en [appellant sub 8] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Voor [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betreft de proceskostenveroordeling alleen de proceskosten van het verzoek om schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Voor Agraforce en anderen, [appellant sub 4], [appellante sub 5] en anderen, de Stichting en [appellant sub 8] betreft de proceskostenveroordeling zowel de proceskosten van het verzoek om schadevergoeding als de proceskosten van het beroep.
77. Zoals onder 10 is vermeld, zijn de beroepen van [appellant sub 4] en [appellant sub 8] tegen het besluit van 9 november 2017 niet-ontvankelijk vanwege het vervallen van het procesbelang. De Afdeling ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om voor deze beroepen toch over te gaan tot een proceskostenveroordeling, met analoge toepassing van het in artikel 8:75a van de Awb opgenomen criterium, en om de raad te gelasten het griffierecht aan [appellant sub 4] en [appellant sub 8] te vergoeden. Naar het oordeel van de Afdeling is de raad met het herstelbesluit namelijk tegemoet gekomen aan wat [appellant sub 4] en [appellant sub 8] in hun beroepen tegen het besluit van 9 november 2017 hebben aangevoerd over de onduidelijkheid van de artikelen 1, lid 1.76, en 3, lid 3.1, onder v, van de planregels.
78. Voor de vergoeding van de proceskosten van het verzoek om schadevergoeding geldt het volgende.
Voor het gewicht van de zaak hanteert de Afdeling een wegingsfactor van 0,5 (licht) als bedoeld in onderdeel C.1 van de bijlage bij van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De Afdeling beschouwt de verzoeken om schadevergoeding van Agraforce en anderen, [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellante sub 5] en anderen en de Stichting als samenhangende zaken. Omdat het hier om vijf samenhangende zaken gaat, geldt op grond van onderdeel C.2 van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht een wegingsfactor van 1,5. De genoemde appellanten ontvangen elk 20% van de proceskostenvergoeding voor het verzoek om schadevergoeding.
De Afdeling beschouwt ook de verzoeken om schadevergoeding van [appellant sub 4] en [appellant sub 8] als samenhangende zaken. Zij ontvangen daarom elk de helft van de proceskostenvergoeding voor het verzoek om schadevergoeding.
Nu de overschrijding van de redelijke termijn zowel aan de raad als aan de rechter is toe te rekenen, moeten de raad en de Staat ieder voor de helft tot vergoeding van deze kosten worden veroordeeld.
79. Ten aanzien van [appellante sub 6] en anderen en [appellant sub 9] bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
Opdracht verwerking op landelijke voorziening
80. Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 8] tegen het besluit van de raad van de gemeente Veere van 9 november 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "3e herziening bestemmingsplan Buitengebied" niet-ontvankelijk;
II. verklaart de beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 9] tegen het besluit van de raad van de gemeente Veere van 9 november 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "3e herziening bestemmingsplan Buitengebied" ongegrond;
III. verklaart de beroepen van AGRAforce Take 2 C.V. en anderen, [appellante sub 5] en anderen en Stichting Huifbedrijden Walcheren tegen het besluit van de raad van de gemeente Veere van 9 november 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "3e herziening bestemmingsplan Buitengebied" gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Veere van 9 november 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "3e herziening bestemmingsplan Buitengebied", voor zover:
a. aan de gronden met de bestemming "Wonen" en de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen" ter plaatse van Kraaienestweg 1/1A te Veere de aanduiding "maximum aantal standplaatsen=15" is toegekend;
b. het plan geen dagrecreatie mogelijk maakt op de gronden met de bestemming "Wonen" ter plaatse van Kraaienestweg 1/1A te Veere;
c. het de vaststelling van artikel 4, lid 4.1, onder ao, van de planregels betreft;
d. in artikel 4, lid 4.2.5, van de planregels niet is vastgelegd dat een uitzondering wordt gemaakt op artikel 4, lid 4.2.1, onder d, van de planregels;
a. aan de gronden met de bestemming "Wonen" en de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen" ter plaatse van Kraaienestweg 1/1A te Veere op de verbeelding de aanduiding "maximum aantal standplaatsen=25" wordt toegekend;
b. onderdeel ao van artikel 4, lid 4.1, van de planregels als volgt komt te luiden: "ao. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen" en de direct daarop aangrenzende agrarische gronden: een kleinschalig kampeerterrein.";
c. de aanhef van artikel 4, lid 4.2.5, van de planregels wordt gewijzigd in "Op een kleinschalig kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen" en de aangrenzende gronden waar een bestaand kleinschalig kampeerterrein aanwezig is, gelden in afwijking van het bepaalde in 4.2.1, onder d, de volgende regels:";
VI. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 9 november 2017;
VII. draagt de raad van de gemeente Veere op om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen, voor zover het het hiervoor vermelde onderdeel IV.b betreft;
VIII. verklaart de beroepen van [appellant sub 3] en [appellante sub 6] en anderen tegen het besluit van de raad van de gemeente Veere van 6 juni 2019 tot wijziging van het bestemmingsplan "3e herziening bestemmingsplan Buitengebied" niet-ontvankelijk;
IX. verklaart de beroepen van AGRAforce Take 2 C.V. en anderen, [appellant sub 4], [appellante sub 5] en anderen, Stichting Huifbedrijden Walcheren en [appellant sub 8] tegen het besluit van de raad van de gemeente Veere van 6 juni 2019 tot wijziging van het bestemmingsplan "3e herziening bestemmingsplan Buitengebied" ongegrond;
X. wijst het verzoek van [appellante sub 6] en anderen om schadevergoeding af;
XI. veroordeelt de raad van de gemeente Veere om te betalen:
a. een vergoeding van € 201,51 (zegge: tweehonderdeen euro en eenenvijftig cent) aan elk van de volgende appellanten: AGRAforce Take 1 C.V., AGRAforce Take 2 C.V., AGRAforce Take 3 C.V., ALPfund B.V., [eigenaar] en [persoon];
b. een vergoeding van € 756,50 (zegge: zevenhonderdzesenvijftig euro en vijftig cent) aan [appellant sub 2];
c. een vergoeding van € 818,41 (zegge: achthonderdachttien euro en eenenveertig cent) aan [appellant sub 3];
d. een vergoeding van € 788,18 (zegge: zevenhonderdachtentachtig euro en achttien cent) aan [appellant sub 4];
e. een vergoeding van € 204,60 (zegge: tweehonderdvier euro en zestig cent) aan elk van de volgende appellanten: [appellante sub 5], [appellant sub 5A], [appellant sub 5B], [appellant sub 5C], [appellant sub 5D] en [appellant sub 5E];
f. een vergoeding van € 826,87 (zegge: achthonderdzesentwintig euro en zevenentachtig cent) aan Stichting Huifbedrijden Walcheren;
g. een vergoeding van € 788,18 (zegge: zevenhonderdachtentachtig euro en achttien cent) aan [appellant sub 8];
XII. veroordeelt de Staat der Nederlanden om te betalen:
a. een vergoeding van € 48,49 (zegge: achtenveertig euro en negenenveertig cent) aan elk van de volgende appellanten: AGRAforce Take 1 C.V., AGRAforce Take 2 C.V., AGRAforce Take 3 C.V., ALPfund B.V., [eigenaar] en [persoon];
b. een vergoeding van € 243,50 (zegge: tweehonderddrieënveertig euro en vijftig cent) aan [appellant sub 2];
c. een vergoeding van € 181,59 (zegge: honderdeenentachtig euro en negenenvijftig cent) aan [appellant sub 3];
d. een vergoeding van € 211,82 (zegge: tweehonderdelf euro en tweeëntachtig cent) aan [appellant sub 4];
e. een vergoeding van € 45,40 (zegge: vijfenveertig euro en veertig cent) aan elk van de volgende appellanten: [appellante sub 5], [appellant sub 5A], [appellant sub 5B], [appellant sub 5C], [appellant sub 5D] en [appellant sub 5E];
f. een vergoeding van € 173,13 (zegge: honderddrieënzeventig euro en dertien cent) aan Stichting Huifbedrijden Walcheren;
g. een vergoeding van € 211,82 (zegge: tweehonderdelf euro en tweeëntachtig cent) aan [appellant sub 8];
XIII. veroordeelt de raad van de gemeente Veere tot vergoeding van in verband met de behandeling van het beroep en/of het verzoek om schadevergoeding bij appellanten opgekomen proceskosten tot een bedrag van:
a. € 1.108,05 (zegge: elfhonderdacht euro en achtendertig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor AGRAforce Take 2 C.V. en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
b. € 40,05 (zegge: veertig euro en vijf cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor [appellant sub 2];
c. € 40,05 (zegge: veertig euro en vijf cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor [appellant sub 3];
d. € 1.186,16 (zegge: elfhonderdzesentachtig euro en zestien cent), waarvan € 1.134,75 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor [appellant sub 4];
e. € 1.108,05 (zegge: elfhonderdacht euro en achtendertig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor [appellante sub 5] en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
f. € 1.108,05 (zegge: elfhonderdacht euro en achtendertig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor Stichting Huifbedrijden Walcheren;
g. € 1.134,75 (zegge: elfhonderdvierendertig euro en vijfenzeventig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor [appellant sub 8];
XIV. veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van in verband met de behandeling van het verzoek om schadevergoeding bij appellanten opgekomen proceskosten tot een bedrag van:
a. € 40,05 (zegge: veertig euro en vijf cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor AGRAforce Take 2 C.V. en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
b. € 40,05 (zegge: veertig euro en vijf cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor [appellant sub 2];
c. € 40,05 (zegge: veertig euro en vijf cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor [appellant sub 3];
d. € 66,75 (zegge: zesenzestig euro en vijfenzeventig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor [appellant sub 4];
e. € 40,05 (zegge: veertig euro en vijf cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor [appellante sub 5] en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
f. € 40,05 (zegge: veertig euro en vijf cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor Stichting Huifbedrijden Walcheren;
g. € 66,75 (zegge: zesenzestig euro en vijfenzeventig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, voor [appellant sub 8];
XV. gelast dat de raad van de gemeente Veere aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:
a. € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor AGRAforce Take 2 C.V. en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
b. € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [appellant sub 4];
c. € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor [appellante sub 5] en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
d. € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor Stichting Huifbedrijden Walcheren;
e. € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor [appellant sub 8];
XVI. draagt de raad van de gemeente Veere op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de onderdelen IV, V en VI worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzitter, en mr. D.A.C. Slump en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Teuben, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2021