Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Tussen partijen vaststaande feiten
3.1. Feiten [A]
as of 23 October 2012.
Bijlage 1: ‘Bonusformulier 2012 realisatie’).
Bijlage 2 a en b.
1.146.758,00 508.497,23
totaal € 871.539(zie ook onder punten 3.1.9 en 3.1.10, onder feiten), kunnen worden onderverdeeld in een vijftal bedragen:
€ 400.000
€ 48.907
€ 100.000
€ 172.632
€ 150.000
€ 118.849, zie onder 3.1.11 en 3.1.12 7 van de feiten, ziet op de volgende 2 bedragen.
€ 18.849
€ 100.000
€ 840.388dat in 2013 vorderbaar en inbaar is geworden.
4.Recapitulatie correcties
5.Mededeling vergrijpboete ex artikel 67 g, AWR
Jaar 2013
(…)
5. Onderzoek
Verzending aannemelijk
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
.Partijen zijn verdeeld over de vraag of de loonvordering inbaar was, meer specifiek of is verzocht om uitbetaling dan wel – indien daarom zou zijn verzocht – eiseres zou zijn overgegaan tot onverwijlde betaling. De in dit verband ingenomen stellingen betreffen (uitleg van de) feiten of feitelijke gevolgtrekkingen. Met betrekking tot feiten kan geen sprake zijn van een pleitbaar standpunt. Het moet gaan over uitleg van het fiscale recht (vgl. HR 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:970). Het beroep op een pleitbaar standpunt faalt om die reden.
5.Beoordeling van het geschil
.Deze discussie tussen belanghebbende en [A] neemt dus niet weg dat de loonbestanddelen in 2013 (als genoemd onder 5.5.) inbaar waren. Dat [A] om hem moverende redenen (het Hof wijst daarbij op de op 15 november 2015 opgetekende verklaring van [A] waarin is opgenomen “In feite bepaalde ik wanneer tot uitbetaling wordt overgegaan”) de loonbestanddelen niet eerder dan in 2016 heeft geïnd, maakt deze conclusie niet anders.
‘een in laakbaarheid aan opzet grenzende onachtzaamheid’
.Lichtere vormen van schuld dan grove schuld, zoals onachtzaamheid die niet als grove kan worden gekwalificeerd, en nalatigheid die geen ernstige nalatigheid vormt, grenzen in laakbaarheid niet aan opzet en rechtvaardigen het opleggen van een vergrijpboete derhalve niet.
(ECLI:NL:HR:2022:526) is overwogen
eigenloonbestanddelen. Een dergelijk proces voldoet – gelet op de daarin besloten liggende belangenverstrengeling – evident niet aan de daaraan te stellen eisen. Het kan niet anders dan dat belanghebbende zich van deze omissie bewust was alsmede van het daarmee gepaard gaande risico dat [A] zelf het moment van uitbetaling en verloning kon regisseren.
6.Kosten
7.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.