ECLI:NL:CRVB:2023:949
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van kosten van rechtsbijstand in bezwaar door professionele bewindvoerder
In deze zaak gaat het om de vraag of het college terecht het verzoek om vergoeding van de door de bewindvoerder in bezwaar gemaakte kosten van rechtsbijstand heeft afgewezen. De Raad herhaalt dat het uitgangspunt is dat kosten van een professionele rechtshulpverlener worden aangemerkt als redelijkerwijs gemaakt en voor vergoeding in aanmerking komen. De omstandigheid dat een professionele bewindvoerder de rechtsbijstand heeft ingeschakeld doet daar op zichzelf niet aan af. De Raad komt toch tot het oordeel dat het college de in bezwaar gemaakte kosten van rechtsbijstand niet hoeft te vergoeden. De reden daarvoor ligt in de bijzondere omstandigheden van dit geval.
Het college had met een besluit van 23 oktober 2019 de aan betrokkene toegekende bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering voortgezet met ingang van 1 januari 2020. Tegen dit besluit is bezwaar gemaakt door de toenmalige bewindvoerder, drs. F. Elidrissi, die verzocht om vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten van rechtsbijstand. Het college heeft het verzoek om vergoeding afgewezen, wat door de rechtbank in stand is gelaten. De Raad oordeelt dat de kosten van rechtsbijstand in dit geval niet vergoed hoeven te worden, omdat het maken van bezwaar niet noodzakelijk was. De evidente fout in het besluit had eenvoudig telefonisch kunnen worden hersteld.
De Raad concludeert dat het college in dit geval terecht heeft afgeweken van het forfaitaire bedrag voor vergoeding van de kosten, omdat de zaak eenvoudig was en het doel van het bezwaar ook op andere manieren had kunnen worden bereikt. De afwijzing van het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand wordt dan ook bevestigd.