In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld over de intrekking van bijstand na een opschorting. Betrokkene ontving sinds 28 september 2012 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Na een melding dat hij niet op het uitkeringsadres woonde, heeft de gemeente Tilburg een onderzoek ingesteld. Betrokkene werd uitgenodigd voor een gesprek op 19 september 2019, maar verscheen niet. Het college heeft daarop zijn bijstandsrecht opgeschort. Bij een tweede uitnodiging op 24 september 2019 is betrokkene opnieuw niet verschenen, wat het college deed besluiten om de bijstand per 20 september 2019 in te trekken. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd, omdat het college niet had aangetoond dat de uitnodiging voor het gesprek op 19 september daadwerkelijk was verzonden. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat betrokkene pas vanaf 24 september 2019 in verzuim was, omdat hij pas toen voor het eerst was uitgenodigd om gegevens te verstrekken. Het college had betrokkene de kans moeten geven om dit verzuim te herstellen voordat de bijstand werd ingetrokken. Het hoger beroep van het college werd afgewezen, en het college werd veroordeeld in de proceskosten van betrokkene.