ECLI:NL:CRVB:2016:1836
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- W.F. Claessens
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsverlening na opschorting wegens niet verstrekken van informatie over vermogen in het buitenland
In deze zaak gaat het om de intrekking van de AIO-aanvulling van appellanten door de Sociale verzekeringsbank (Svb) na een opschorting van meer dan acht weken. Appellanten ontvingen vanaf 7 april 2003 bijstand, aanvankelijk op basis van de Algemene bijstandswet en later op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Svb heeft de bijstandsverlening overgenomen van de gemeente Den Haag en voortgezet als AIO-aanvulling. In juni 2013 heeft de dochter van appellanten aan de Svb doorgegeven dat zij tijdelijk naar Turkije zouden gaan en dat zij daar een eigen woning hebben. Dit leidde tot een onderzoek naar hun vermogen in Turkije. De Svb heeft appellanten verzocht om informatie over hun verblijf en vermogen, maar appellanten hebben niet tijdig gereageerd. De Svb heeft daarop de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat appellanten niet voldaan hadden aan hun informatieplicht.
De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen deze intrekking ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de Svb niet in redelijkheid tot intrekking kon besluiten, omdat de opschortingstermijn van acht weken was verstreken voordat het intrekkingsbesluit werd genomen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep van appellanten gegrond verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat de Svb de AIO-aanvulling van appellanten met ingang van 1 augustus 2013 had moeten intrekken, maar dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. De Svb is veroordeeld in de kosten van appellanten, die zijn begroot op € 1.984,-.