In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een bijstandsgerechtigde die vanaf 15 juli 2004 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet. Tijdens een heronderzoek door de gemeente Rotterdam zijn bankafschriften over de periode van 1 oktober 2019 tot en met 30 september 2020 onderzocht, waaruit bleek dat de betrokkene regelmatig geld opnam in gokinstellingen. Dit leidde tot een besluit van het college om de bijstand van de betrokkene te herzien en terug te vorderen. De rechtbank heeft het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd, omdat het college niet zorgvuldig had gehandeld en de motivering van het besluit niet deugdelijk was.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank, maar op andere gronden. De Raad stelt dat het recht op bijstand kan worden vastgesteld aan de hand van pinopnames in een gokinstelling, wat betekent dat de betrokkene kan aantonen welke bedragen hij of zij heeft ontvangen door middel van deze opnames. Dit biedt een nieuwe mogelijkheid voor bijstandsgerechtigden die gokken, omdat eerder werd gesteld dat een sluitende administratie noodzakelijk was. De Raad concludeert dat het college ten onrechte heeft gesteld dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld en dat de rechtbank terecht het besluit van het college heeft vernietigd. Het college moet nu een nieuw besluit op bezwaar nemen, waarbij ook kasstortingen en bijschrijvingen van derden in overweging kunnen worden genomen.