ECLI:NL:CRVB:2024:938

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
22/2846 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om bijstand wegens onvoldoende inzicht in gokactiviteiten en financiële situatie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Weert. Appellante, die zich meldde met een gokverslaving, had op 15 juli 2020 een aanvraag ingediend op grond van de Participatiewet. Het college weigerde de aanvraag omdat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. Ondanks het overleggen van bankafschriften en andere documenten, oordeelde de Raad dat appellante onvoldoende inzicht had gegeven in haar financiële situatie en gokactiviteiten. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De Raad benadrukte dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat het college recht heeft op volledige en controleerbare informatie over de financiële situatie van de aanvrager. De uitspraak van de Raad houdt in dat de afwijzing van de aanvraag om bijstand in stand blijft, en appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten of terugbetaling van griffierecht.

Uitspraak

22/2846 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van
2 augustus 2022, 20/3475 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Weert (college)
Datum uitspraak: 14 mei 2024

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. B.H.A. Augustin, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft op 15 maart 2024 een nader stuk ingediend in de vorm van een Excel-bestand.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 2 april 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Augustin. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R. Demas.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijstand. Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. Niet in geschil is dat appellante veelvuldig online gokte. In verband met haar gokactiviteiten heeft appellante veel stukken verstrekt. Volgens het college heeft appellante desondanks onvoldoende inzicht gegeven in haar financiële situatie, zodat er teveel onduidelijkheden zijn blijven bestaan. De Raad oordeelt dat appellante er niet in geslaagd is om haar bijstandbehoevendheid aannemelijk te maken en dat het college de aanvraag om bijstand terecht heeft afgewezen. De aangevallen uitspraak blijft in stand.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante heeft zich op 6 juli 2020 bij het college gemeld en op 15 juli 2020 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Participatiewet. Daarbij heeft zij laten weten te kampen met een gokverslaving, als gevolg waarvan zij in de problemen is geraakt. Op de door appellante overgelegde creditcardoverzichten en bankafschriften van haar rekeningen bij Rabobank, Aegon en ABN AMRO heeft het college zowel voor als na de meldingsdatum transacties aangetroffen die wezen op online gokken. Daarop heeft het college appellante op 6 augustus 2020 verzocht om een deugdelijke, controleerbare en schriftelijke boekhouding te verstrekken van de door haar ontplooide gokactiviteiten in de periode van 1 april 2020 tot en met 28 juli 2020. Appellante heeft hier geen gehoor aan gegeven.
1.2.
Met een besluit van 26 augustus 2020 heeft het college de aanvraag om bijstand afgewezen. Op 28 augustus 2020 heeft appellante schermafdrukken van haar transacties bij [casino] overgelegd over de periode 4 april 2020 tot en met 2 augustus 2020.
1.3.
Met een besluit van 4 december 2020 (bestreden besluit) heeft het college de afwijzing van de aanvraag om bijstand gehandhaafd. Aan de besluitvorming heeft het college ten grondslag gelegd dat appellante onvoldoende inzicht heeft gegeven in haar financiële situatie, waardoor niet kan worden vastgesteld of zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. De bankafschriften geven geen volledig inzicht in de gokactiviteiten. Door appellante is geen inzicht gegeven in haar online wallets. Als gevolg daarvan valt niet uit te sluiten dat appellante winsten heeft behaald die zij heeft aangewend voor verdere gokactiviteiten of andere uitgaven. Dat appellante haar gokactiviteiten op eigen initiatief en op voorhand heeft gemeld maakt dit niet anders.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om de aanvraag om bijstand af te wijzen in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De wettelijke regel die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
De te beoordelen periode loopt van 6 juli 2020, de datum van de melding, tot en met
26 augustus 2020, de datum van de afwijzing van de aanvraag.
4.2.
Iemand die bijstand aanvraagt moet aannemelijk maken dat hij recht heeft op bijstand. De bewijslast van de bijstandbehoevendheid rust dus in beginsel op de aanvrager. Een aanvrager moet daarom feiten en omstandigheden aannemelijk maken die duidelijkheid geven over zijn woon- en leefsituatie en over zijn financiële situatie. De bijstandverlenende instantie heeft een onderzoeksplicht. Dat brengt mee dat deze de inlichtingen van de aanvrager op juistheid en volledigheid moet controleren. Als de aanvrager niet aannemelijk maakt dat hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert, is dit een grond voor afwijzing van de aanvraag.
4.3.
Voor de beoordeling of de aanvrager verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden, is zijn of haar financiële situatie een essentieel gegeven. De aanvrager is gehouden de voor een goede beoordeling van de aanvraag vereiste gegevens over te leggen. De bijstandverlenende instantie is in het kader van het onderzoek naar het recht op bijstand bevoegd om gegevens te vragen die betrekking hebben op de financiële situatie, ook over de periode die onmiddellijk voorafgaat aan de datum met ingang waarvan bijstand wordt gevraagd. Dit is vaste rechtspraak. [1]
4.4.
Niet in geschil is dat appellante in de periode april 2020 tot en met juli 2020 veelvuldig via online gokaccounts heeft gegokt en dat zij van meet af aan transparant is geweest over haar gokverslaving.
4.5.
Appellante heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 4 april 2023 [2] , aangevoerd dat zij aannemelijk heeft gemaakt dat ze in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde en recht heeft op bijstand. Zij heeft haar online gokinkomsten en uitgaven voldoende inzichtelijk gemaakt door middel van haar bankafschriften en de schermafdrukken van haar gokaccount. Het verstrekte Excel-bestand is een overzicht van iedere spelronde die gespeeld is bij het online casino en betreft volgens appellante een sluitende administratie. Op de laatste pagina van dit bestand is bovendien te zien dat al haar credits op zijn. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.5.1.
De bankafschriften geven onvoldoende inzicht in de gokactiviteiten van appellante. De bijschrijvingen op de bankafschriften geven weliswaar een indicatie van de gokactiviteiten en de met gokken gewonnen bedragen, maar geven daarvan geen compleet beeld. Uit de bankafschriften blijkt bijvoorbeeld niet bij welke online casino’s appellante heeft gegokt. Er is alleen op te zien dat er betalingen zijn verricht aan [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] , bedrijven die betaaldiensten leveren aan online casino’s zoals [casino]. Hoewel er een kenmerk bij de betalingen staat, blijkt hieruit niet ten gunste van wie of waarvoor er is betaald. Ook blijkt hieruit niet of appellante winsten heeft behaald die zij mogelijk weer heeft ingezet om te gokken. Gewonnen bedragen hoeven immers niet te worden uitbetaald op een bankrekening. Die kunnen ook geheel of gedeeltelijk op een of meer onlineaccounts als tegoed blijven staan.
4.5.2.
Ook de in bezwaar overgelegde schermafdrukken van transacties op [casino] geven geen voldoende inzicht in de gokactiviteiten van appellante en in de daarmee gewonnen bedragen, alleen al omdat niet al de transacties op haar bankafschriften zijn terug te vinden op het overzicht van [casino], wat een indicatie kan zijn dat appellante ook nog via andere online accounts heeft gegokt.
4.5.3.
Ook het in hoger beroep ingebrachte Excel-bestand biedt daarin onvoldoende inzicht. Uit het Excel-bestand blijkt bijvoorbeeld dat er in de periode 3 mei 2020 tot en met 24 juni 2020 geen gokactiviteiten hebben plaatsgevonden. Hoewel appellante heeft verklaard dat zij in die periode niet heeft gegokt, omdat zij toen ontslagen was, blijkt uit de bankafschriften dat er in deze periode op zeer regelmatige basis bedragen zijn afgeschreven door [naam bedrijf 1] . Dit zou er op kunnen wijzen dat appellante nog meer online accounts of wallets tot haar beschikking had, waarin zij geen inzage heeft gegeven. Ter zitting heeft appellante hierover verklaard dat er mogelijk nog een andere wallet kan zijn geweest, maar dat zij dit niet meer weet. Appellante wordt ook niet gevolgd in haar stelling dat uit het Excel-bestand blijkt dat al haar credits op 27 juli 2020 op waren en dat zij daarna niet meer heeft gegokt, omdat uit de schermafdrukken van [casino] valt af te leiden dat appellante ook na 27 juli 2020 nog online heeft gegokt.
4.6.
Uit 4.1 tot en met 4.5.3 volgt dat appellante onvoldoende inzicht heeft gegeven in haar gokactiviteiten om haar aanvraag om bijstand te onderbouwen. Hierdoor kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

4.7.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat afwijzing van de aanvraag in stand blijft.
5. Appellante krijgt daarom geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.M. Overbeeke, in tegenwoordigheid van S. Ploum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2024.
(getekend) A.M. Overbeeke
(getekend) S. Ploum

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regel

Artikel 11, eerste lid, van de Participatiewet
Iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, heeft recht op bijstand van overheidswege.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 januari 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP1399.