ECLI:NL:CRVB:2021:1810
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens niet gemelde gokactiviteiten
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellant, die vanaf 1 augustus 2013 bijstand ontving op basis van de Participatiewet (PW). De Centrale Raad van Beroep oordeelt over de intrekking van de bijstand over de periode van 1 juni 2017 tot en met 31 mei 2018, na een onderzoek naar de rechtmatigheid van de verleende bijstand. Tijdens dit onderzoek zijn bij appellant bankafschriften opgevraagd, waaruit bleek dat hij in de maanden juni, juli en oktober 2017 gokactiviteiten had verricht in casino's en via online gokaccounts, maar deze niet had gemeld aan het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Het college heeft de bijstand van appellant ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd, omdat de hoogte van de gokopbrengsten niet kon worden vastgesteld.
De Raad stelt vast dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van zijn gokactiviteiten. Het bewijsrisico ligt bij appellant, die niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht op bijstand zou hebben gehad als hij zijn activiteiten had gemeld. De Raad oordeelt dat de kosten die appellant heeft gemaakt om met gokken opbrengsten te behalen gelijk zijn te stellen met verwervingskosten, en dat er geen plaats is voor verrekening van deze kosten bij het in aanmerking te nemen inkomen in het kader van de PW. De uitspraak van de rechtbank Rotterdam wordt bevestigd, en het hoger beroep van appellant wordt afgewezen.