ECLI:NL:CRVB:2021:368
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit korpschef politie inzake herplaatsingskandidaten en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 februari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de korpschef van politie van 1 april 2020. Het beroep was ingesteld door een appellant die zich niet kon vinden in de afwijzing van zijn aanvraag om ontheffing van werkzaamheden, die was gebaseerd op de 18-maandenregeling/remplaçantenregeling. De Raad heeft eerder in een uitspraak van 28 november 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3783) geoordeeld dat de korpschef een nieuw besluit moest nemen, waarbij de korpschef diende te onderzoeken of er op de peildatum 1 juni 2017 een herplaatsingskandidaat op de plek van appellant kon worden geplaatst.
In het bestreden besluit heeft de korpschef het bezwaar van appellant opnieuw ongegrond verklaard, waarbij hij zich baseerde op een overzicht van herplaatsingskandidaten. Appellant heeft in beroep aangevoerd dat de korpschef onvoldoende had gemotiveerd waarom bepaalde kandidaten niet op zijn plek konden worden geplaatst. De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de korpschef niet onrechtmatig had gehandeld. De Raad heeft overwogen dat het onderzoek van de korpschef niet verder hoefde te gaan dan het vaststellen van de geschiktheid van herplaatsingskandidaten, en dat de korpschef terecht had gesteld dat aan kandidaat 53 de functie waarschijnlijk zou zijn geweigerd.
Uiteindelijk heeft de Raad het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat het besluit van de korpschef niet onrechtmatig was bevonden. De uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 februari 2021.