ECLI:NL:CRVB:2021:2672
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de berekening van het WIA-dagloon en de toepassing van het Dagloonbesluit
In deze zaak gaat het om de berekening van het WIA-dagloon van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De referteperiode voor de berekening van het dagloon loopt van 1 december 2014 tot en met 30 november 2015. Appellant ontving een WW-uitkering en heeft zich ziek gemeld, waarna hij in aanmerking kwam voor een IVA-uitkering. Het Uwv heeft het dagloon vastgesteld op € 62,80, maar appellant betwist deze vaststelling. Hij stelt dat de uitbetaling van zijn WW-uitkering in december 2015 en januari 2016 niet in de referteperiode is meegenomen, wat een negatief effect heeft op zijn WIA-uitkering. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv de uitkeringen terecht buiten beschouwing heeft gelaten, omdat deze na afloop van de referteperiode zijn betaald. Appellant heeft aangevoerd dat de wijziging in de WW-regelgeving niet is meegenomen in de besluitvorming, wat hem onevenredig benadeelt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de gekozen regeling in het Dagloonbesluit de rechterlijke toetsing kan doorstaan. De beroepsgrond van appellant dat het Uwv artikel 17 van het Dagloonbesluit had moeten toepassen, slaagt niet, omdat er geen sprake is van minder loon door ziekte of verlof. De Raad bevestigt dat de berekening van het dagloon correct is en dat er geen aanleiding is voor schadevergoeding of proceskostenvergoeding.