ECLI:NL:CRVB:2017:2561
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de dagloonberekening en WW-uitkering van appellant na beëindiging van werkzaamheden via uitzendbureau
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WW-uitkering van appellant, die sinds 1 mei 2013 een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet (WW). Appellant had daarnaast werkzaamheden verricht via een uitzendbureau, maar deze werkzaamheden vervielen op 28 december 2015. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) stelde vast dat appellant recht had op een nieuw dagloon van € 64,29, maar dit werd later verhoogd naar € 77,11 na een herberekening. Appellant was het niet eens met de berekening van het dagloon en stelde dat het Uwv het loon over week 44 van 2015 ten onrechte niet had meegenomen in de berekening. De Raad oordeelde dat het Uwv de dagloonberekening correct had uitgevoerd volgens het Dagloonbesluit en dat de opgave van de werkgever aan de Belastingdienst bepalend is voor de toerekening van loon aan een aangiftetijdvak. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van het Uwv, en bepaalde dat het Uwv de WW-uitkering met ingang van 8 januari 2016 moet berekenen naar een dagloon van € 78,67. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.980,- bedroegen.