Uitspraak
20.562 WAZ
mr. Grégoire verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J.J.H. Fuchs.
OVERWEGINGEN
BESLISSING
bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant op 14 december 2018 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ). De aanvraag werd afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep, die concludeerde dat er geen medische grondslag was voor de claim van arbeidsongeschiktheid. Appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij hij stelde dat de verzekeringsarts onvoldoende onderzoek had gedaan en dat hij recht had op een WAZ-uitkering vanwege zijn complexe medische situatie, waaronder PTSS en eerdere zelfmoordpogingen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beschikbare medische gegevens zorgvuldig had bestudeerd en dat er geen objectieve gegevens waren die de claim van appellant konden onderbouwen. De Raad bevestigde dat de aanvraag laattijdig was en dat het aan appellant was om voldoende medische informatie te verstrekken om zijn arbeidsongeschiktheid aan te tonen. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek niet onzorgvuldig was en dat de weigering van het Uwv om een WAZ-uitkering toe te kennen, terecht was. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.