Wat vindt de rechtbank
10 De vraag is of het UWV de ZW-uitkering van eiser terecht per 25 juli 2022 heeft beëindigd, omdat eiser geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, zijnde drie van de in 2020 geduide functies. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht.
11. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser geschikt is tot het verrichten van drie van de in 2020 geduide functies. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
12. De rechtbank stelt voorop dat de FML van 12 mei 2022 het uitgangspunt is. Aan de hand van die FML moet worden bekeken of tenminste drie van de in 2020 geduide functies voor eiser geschikt zijn. De verzekeringsarts B&B heeft in de rapporten van 4 oktober 2022 en 22 maart 2023 geoordeeld dat en gemotiveerd waarom dat het geval is. Omdat het UWV pas met het rapport van de verzekeringsarts B&B van 22 maart 2023 heeft voldaan aan het toepasselijke toetsingskader, kleeft aan de besluitvorming in bezwaar een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Het UWV heeft het gebrek met dit laatste rapport naar het oordeel van de rechtbank hersteld. Niet is gebleken dat eiser door het gebrek in het bestreden besluit is benadeeld, omdat hij namelijk geschikt blijft voor drie van de in 2020 geduide functies en hij heeft in beroep op het rapport van de verzekeringsarts B&B kunnen reageren. Dit maakt dat de rechtbank het gebrek in het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeert.
13. Bij een beroep tegen een hersteldverklaring, zoals hier aan de orde, gaat het uitsluitend om de vraag of eiser als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, in dit geval drie van de in 2020 geduide functies. Daarbij moet de rechtbank beoordelen of het onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voldoende zorgvuldig is geweest en de getrokken conclusie kan dragen.
14. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Hij heeft eiser gezien en psychisch en lichamelijk onderzocht op een spreekuur. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. Het onderzoek heeft naar het oordeel van de rechtbank daarmee op zorgvuldige wijze plaatsgevonden.
15. De rechtbank is ook niet gebleken dat de verzekeringsarts B&B een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiser. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op inhoudelijke en overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. In het rapport van 22 maart 2023 heeft de verzekeringsarts B&B, in reactie op het beroepschrift en de daarbij overgelegde stukken, inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd dat en waarom er geen medische redenen zijn om meer beperkingen aan te nemen die maken dat eiser de geduide functies niet kan uitvoeren. Gelet op de gemotiveerde en inzichtelijke medische beoordeling van de verzekeringsarts B&B, ziet de rechtbank geen reden aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B een onjuist beeld heeft gehad van de gezondheidstoestand van eiser.
16. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV eiser terecht met ingang van 25 juli 2022 in staat heeft geacht tot het verrichten van zijn arbeid, zijnde drie van de in 2020 geduide functies.
Geen strijd met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur en artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA niet van toepassing
17. Eiser stelt dat de bestreden besluit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het zorgvuldigheids-, het motiverings- en het rechtszekerheidsbeginsel. De rechtbank is dit niet met eiser eens en vindt dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen en dat het UWV het besluit voldoende heeft gemotiveerd. De omstandigheid dat geen arbeidskundig onderzoek heeft plaatsgevonden maakt ook niet dat het bestreden besluit onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd is. In artikel 2, zesde lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten is bepaald dat van arbeidskundig onderzoek kan worden afgezien als de verzekeringsarts vaststelt dat betrokkene niet ongeschikt is tot het verrichten van zijn laatst uitgeoefende arbeid. Volgens vaste rechtspraak volgt hieruit dat de geschiktheid voor het eigen werk, in dit geval drie van de in 2020 geduide functies, door de verzekeringsarts zelfstandig, dus zonder arbeidskundige bemoeienis, kan worden vastgesteld, mits hij een voldoende duidelijk beeld heeft van de aard en zwaarte van het werk.Het is de rechtbank niet gebleken dat de verzekeringsarts B&B hier geen duidelijk beeld van heeft gehad. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat in het dossier beschrijvingen van de functies en de functiebelasting zitten waarvan de verzekeringsarts B&B kennis heeft kunnen nemen. Eiser stelt verder dat sprake is van strijd met het verbod van detournement de pouvoir en het evenredigheidsbeginsel, omdat het UWV hem niet alle stukken, waaronder het rapport van de arbeidsdeskundige van 17 juni 2022, heeft toegestuurd en eiser hierdoor in zijn belangen is geschaad. Ook dit is de rechtbank niet met eiser eens. Het UWV heeft toegelicht dat de stukken tijdens de bezwaarprocedure aan eiser zijn doorgestuurd en dat zij geen belang heeft bij het achterhouden van het rapport. Daarnaast heeft eiser tijdens de beroepsprocedure deze stukken in ieder geval ontvangen. De rechtbank merkt in dit verband verder op dat het UWV in het verweerschrift heeft toegelicht dat de verzekeringsarts uit zorgvuldigheid advies heeft gevraagd aan de arbeidsdeskundige. Maar ook zonder het arbeidskundig rapport van 17 juni 2022 was het UWV tot een gelijke uitkomst gekomen. Een arbeidskundig rapport was dan ook niet nodig. De rechtbank is ook overigens niet gebleken van schending van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.
18. Nu het hier een beslissing over de ZW betreft, kan de rechter het standpunt van eiser dat het UWV heeft gehandeld in strijd met artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA niet volgen. Het betreft hier een ZW-beslissing, waarbij dit artikel niet van toepassing is.