ECLI:NL:CRVB:2020:886
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in WAZ-uitkering geschil
In deze zaak heeft verzoeker, die een WAZ-uitkering aanvroeg, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag door het Uwv. De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft op 7 april 2020 uitspraak gedaan. Verzoeker stelde dat zijn financiële belang spoedeisend was, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de aanvraag laattijdig was en dat er onvoldoende medische gegevens beschikbaar waren om te concluderen dat verzoeker arbeidsongeschikt was in de relevante periode. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had alle beschikbare informatie zorgvuldig bestudeerd en geconcludeerd dat er geen medische grondslag was voor de claim van verzoeker. De rechtbank had eerder de aanvraag afgewezen, en de voorzieningenrechter volgde dit oordeel. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening, en wees het verzoek af. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige aanvragen en de noodzaak van voldoende medische documentatie voor het vaststellen van arbeidsongeschiktheid.