ECLI:NL:CRVB:2019:3795
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake herplaatsingskandidaat bij de politie en peildatum voor beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De korpschef van politie had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, die had geoordeeld dat de korpschef de peildatum van 1 juni 2017 niet had mogen hanteren bij de beoordeling van de aanvraag van betrokkene om ontheffing van werkzaamheden. Betrokkene, die werkzaam was bij de politie-eenheid, had op 5 september 2016 een aanvraag ingediend voor ontheffing van werkzaamheden, maar deze was afgewezen omdat er meer lege plekken waren dan herplaatsingskandidaten. De rechtbank had de korpschef opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij de situatie op de aanvraagdatum in acht genomen moest worden.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de korpschef niet langer betwist dat hij moet onderzoeken of er een herplaatsingskandidaat kon worden geplaatst. De Raad heeft geoordeeld dat de door de korpschef gekozen peildatum van 1 juni 2017 de rechterlijke toets kan doorstaan en dat het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak is vernietigd voor zover deze betrekking had op de peildatum, maar voor het overige is de uitspraak bevestigd. De Raad heeft bepaald dat tegen het nieuwe besluit van de korpschef slechts beroep kan worden ingesteld bij de Raad zelf. Het verzoek van betrokkene om schadevergoeding is afgewezen, omdat het nog niet zeker is hoe het nieuw te nemen besluit zal luiden en of er schade is geleden.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met C.H. Bangma als voorzitter en H. Lagas en K.H. Sanders als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 28 november 2019.