Uitspraak
OVERWEGINGEN
b. indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of;
c. indien de subsidie-ontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de appellante, geboren in 2000, bezwaar maakte tegen de wijziging en terugvordering van haar persoonsgebonden budget (pgb) door het Zorgkantoor. Appellante ontving pgb's voor de jaren 2010 tot en met 2013, maar het Zorgkantoor had deze pgb's ten nadele gewijzigd en een bedrag van € 35.637,50 teruggevorderd, onder verwijzing naar betrokkenheid bij fraude. De rechtbank had het beroep tegen het eerste bestreden besluit gegrond verklaard, maar het beroep tegen het tweede bestreden besluit ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Zorgkantoor niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de fraude en dat de wijziging van de pgb's niet gerechtvaardigd is. De Raad herroept het besluit van het Zorgkantoor en stelt de pgb's voor de jaren 2011 en 2012 vast op respectievelijk € 14.253,21 en € 15.179,09, met terugvorderingen van € 1.000,- en € 620,91. De Raad veroordeelt het Zorgkantoor in de proceskosten van appellante en bepaalt dat het Zorgkantoor het griffierecht vergoedt.