ECLI:NL:CRVB:2018:1143

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
16/2281 AWBZ-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het wrakingsverzoek tegen de behandelend rechters in zaken betreffende de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

Op 16 april 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Verzoeker had verzocht om wraking van de behandelend rechters in verschillende zaken die betrekking hebben op de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het verzoek om wraking was gebaseerd op de stelling dat de rechters vooringenomen waren, omdat cruciale standpunten in eerdere uitspraken niet serieus waren genomen en de afwijzing van verzoeken om uitstel en om processen-verbaal op te maken onbegrijpelijk was. De Raad oordeelde dat de behandelend rechters niet in hun onpartijdigheid waren geschaad en dat de procedurele beslissingen geen aanwijzing voor vooringenomenheid opleverden. De Raad benadrukte dat verzoeker vrij was om zijn standpunten in de nog te behandelen zaken te handhaven en dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechters. De Centrale Raad van Beroep heeft het wrakingsverzoek afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

16/2281 AWBZ-W e.v.
Datum uitspraak: 16 april 2018
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoeker] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
In de zaken die zijn vermeld in de bijlage bij deze uitspraak is hoger beroep ingesteld tegen uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland dan wel de rechtbank Amsterdam over de toepassing van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Verzoeker is in al deze zaken partij en heeft de in deze zaken in geding zijnde besluiten genomen.
Op 1 februari 2018 heeft de Raad de partijen in de zaken 16/4964 AWBZ, 16/4965 AWBZ, 16/4967 AWBZ, 16/4968 AWBZ, 16/2392 AWBZ, 16/2393 AWBZ, 16/2394 AWBZ en 16/2396 AWBZ bericht dat de zaken op 14 maart 2018 op zitting zullen worden behandeld. De behandelend rechters zijn R.M. van Male, A.J. Schaap en J.P.A. Boersma (behandelend rechters).
Bij brieven van 15 februari 2018 heeft de Raad verzoeker meegedeeld dat het voornemen bestaat om de zaken 17/3167 AWBZ, 17/3168 AWBZ, 17/6523 AWBZ, 17/2863 AWBZ
en 17/2864 AWBZ op 18 april 2018 op zitting te behandelen. Namens verzoeker heeft
mr. C. Hartman de Raad bij brief van 22 februari 2018 verzocht om uitstel van deze zittingen. De Raad heeft dit verzoek bij brief van 26 februari 2018 afgewezen.
Bij brief van 16 februari 2018 heeft de Raad verzoeker in alle zaken verzocht om per zaak aan te geven of er, en zo ja welke, gevolgen voortvloeien uit de uitspraken van de Raad van
14 februari 2018 met de nummers ECLI:NL:CRVB:2018:426, ECLI:NL:CRVB:2018:429 en ECLI:NL:CRVB:2018:430.
Namens verzoeker heeft mr. Hartman de Raad bij brief van 16 februari 2018 verzocht om van de behandeling ter zitting bij de Raad op 20 december 2017 van de zaken die hebben geleid tot de bovengenoemde uitspraken van 14 februari 2018 processen-verbaal op te maken. Bij brief van 1 maart 2018 heeft mr. Hartman de Raad aan dit verzoek herinnerd. De Raad heeft het verzoek bij brief van 6 maart 2018 afgewezen.
Namens verzoeker heeft mr. P.M.L. Schilder Spel, advocaat, de Raad bij brief van
13 maart 2018 verzocht om wraking van de behandelend rechters.
De behandelend rechters hebben schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek en hebben meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Verzoeker en de behandelend rechters zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord
ter zitting van de Raad op 9 april 2018. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. Schilder Spel, mr. Hartman en mr. I. Punt. Namens de behandelend rechters is
J.P.A. Boersma verschenen.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uit de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb blijkt dat de strekking van het instituut van wraking is gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid.
2. Verzoeker heeft aan het verzoek om wraking een aantal feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd, die volgens verzoeker in samenhang bezien wijzen op vooringenomenheid van de behandelend rechters. In de eerste plaats is aangevoerd dat in de zaken die hebben geleid tot de uitspraken van 14 februari 2018 meerdere cruciale standpunten niet serieus zijn genomen en zonder aanwijsbare reden in de uitspraken zijn genegeerd. Daarnaast heeft verzoeker naar voren gebracht dat de brief van 16 februari 2018, waarbij de Raad vraagt om per zaak aan te geven of er, en zo ja welke, gevolgen voortvloeien uit die uitspraken, niet anders kan worden opgevat dan als een voorschot van de behandelend rechters op een voor verzoeker negatief oordeel in de nog lopende zaken. Verder heeft verzoeker aangevoerd dat de afwijzing van het gemotiveerde verzoek van 16 februari 2018 om processen-verbaal op te maken onbegrijpelijk is. Verzoeker heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat in de uitspraken van 14 februari 2018 de ter zitting naar voren gebrachte standpunten niet juist zijn weergegeven. Zonder de processen-verbaal kan verzoeker deze stelling niet goed onderbouwen. Tot slot heeft verzoeker aangevoerd dat aan het tijdig gedane verzoek van
22 februari 2018 om uitstel van de zitting van 18 april 2018 een geldige reden ten grondslag lag. Zowel mr. Hartman, de vaste behandelaar van deze zaken, als haar collega’s waren die dag vanwege andere zittingen verhinderd. Ook de afwijzing van dit verzoek acht verzoeker onbegrijpelijk.
3.1.
Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon van) de rechters die de zaak behandelen. Bij een beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter dient verder het uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is
(zie onder meer het arrest van de Hoge Raad van 21 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9141).
3.2.
De enkele omstandigheid dat een rechter in een eerdere zaak van de betrokken partij een die partij onwelgevallige uitspraak heeft gedaan, kan naar vaste rechtspraak van de Raad niet worden gerekend tot feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2044). De juistheid van de uitspraken van 14 februari 2018 staat in het kader van deze wrakingsprocedure niet ter beoordeling. Verder kan uit de brief van de Raad van 16 februari 2018 niet worden afgeleid dat de behandelend rechters in de nog op zitting te behandelen zaken al hun definitieve oordeel hadden gevormd. Het stond verzoeker vrij om in reactie op deze brief de in de eerdere zaken ingenomen standpunten te handhaven en daar waar nodig toe te lichten.
3.3.
De beslissingen om geen uitstel van de zitting van 18 april 2018 te verlenen en om geen processen-verbaal op te maken van de zitting van 20 december 2017 zijn zogeheten procedurele beslissingen. Naar vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 mei 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:CA0580) is wraking niet bedoeld als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen en kunnen deze beslissingen slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek als uit de procedurele beslissing blijkt van vooringenomenheid van de rechters die deze beslissing hebben genomen. In dit geval is het verzoek om uitstel van de zitting van 18 april 2018 door de behandelend rechters om organisatorische redenen afgewezen. Uit die beslissing kan geen (schijn van) vooringenomenheid worden afgeleid. Aan de beslissing om geen processen-verbaal op te maken, is ten grondslag gelegd dat verzoeker zijn opvatting over de weergave van zijn standpunten in de uitspraken van 14 februari 2018 in de nog op zitting te behandelen zaken onverkort naar voren kan brengen. Ook uit deze beslissing kan geen (schijn van) vooringenomenheid worden afgeleid. Zoals onder 3.2 is overwogen, stond het verzoeker vrij om zijn eerder ingenomen standpunten in de nog op zitting te behandelen zaken te handhaven en daar waar nodig toe te lichten.
3.4.
Uit de door verzoeker naar voren gebrachte feiten en omstandigheden kan ook in samenhang bezien geen zwaarwegende aanwijzing worden afgeleid dat de behandelend rechters vooringenomen zijn jegens verzoeker, althans dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.5.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek om wraking moet worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om wraking af.
Deze beslissing is gegeven door E.J.M. Heijs als voorzitter en B.J. van de Griend en
J.J.T. van den Corput als leden, in tegenwoordigheid van F. Dinleyici als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2018.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) F. Dinleyici

LO

Bijlage bij uitspraak 16/2281 AWBZ-W e.v.

16.2281 AWBZ

16/2392 AWBZ
16/2393 AWBZ
16/2394 AWBZ
16/2396 AWBZ
16/2729 AWBZ
16/2732 AWBZ
16/3608 AWBZ
16/4736 AWBZ
16/4964 AWBZ
16/4965 AWBZ
16/4967 AWBZ
16/4968 AWBZ
16/5010 AWBZ
16/5011 AWBZ
16/7341 AWBZ
17/232 AWBZ
17/852 AWBZ
17/853 AWBZ
17/1332 AWBZ
17/1337 AWBZ
17/2507 AWBZ
17/2863 AWBZ
17/2864 AWBZ
17/3167 AWBZ
17/3168 AWBZ
17/3297 AWBZ
17/6489 AWBZ
17/6490 AWBZ
17/6523 AWBZ