Uitspraak
OVERWEGINGEN
– van het budget van 2009 resterende – bedrag over te schrijven naar haar privérekening in plaats van terug te storten naar het Zorgkantoor, omdat anders het Zorgkantoor appellant misschien voor het jaar 2010 een lager pgb zou verlenen. Bovendien zou [bestuurder] hebben gezegd dat zij het geld zou kunnen gebruiken voor het helpen van kinderen in crisissituaties. Appellant heeft desgevraagd bevestigd dat hij voor het overgemaakte bedrag geen zorg heeft ontvangen. Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen de gevolgtrekking dat het in 2009 op de privérekening van [bestuurder] betaalde bedrag van € 1.100,- niet is besteed aan AWBZ‑zorg voor appellant. De subsidievaststelling voor het jaar 2009 was daarom kennelijk onjuist en appellant wist dit of behoorde dit te weten. De conclusie is dat voldaan is aan het bepaalde in artikel 4:49, aanhef en onder b, van de Awb, zodat het Zorgkantoor bevoegd was om de subsidievaststelling voor dat jaar in zoverre te wijzigen.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit van 16 maart 2015;
- herroept het besluit van 20 januari 2014;
- bepaalt dat het pgb voor het jaar 2009 wordt vastgesteld op € 15.023,- en dat van appellant van het pgb voor dat jaar € 1.110,52 wordt teruggevorderd;
- bepaalt dat het pgb voor het jaar 2010 wordt vastgesteld op € 20.622,24 en dat van appellant van het pgb voor dat jaar € 1.085,76 wordt teruggevorderd;
- veroordeelt het Zorgkantoor in de proceskosten van appellant in bezwaar, in beroep en in hoger beroep van in totaal € 2.505,-;
- bepaalt dat het Zorgkantoor aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 169,- vergoedt.