ECLI:NL:CRVB:2018:3707
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake opheffing cliëntenraad en de rol van de Participatiewet
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van verschillende appellanten tegen de opheffing van de Participatiegroep Minima Amstelveen (PMA) door het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen. De opheffing vond plaats op basis van een besluit van 30 augustus 2016, waarbij het college stelde dat interne problemen binnen de PMA de belangenbehartiging van bijstandsgerechtigden ernstig in gevaar brachten. Appellanten, waaronder leden van de PMA en vertegenwoordigers van de Landelijke Cliëntenraad (LCR) en de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), stelden dat hun positie als lid van de PMA hersteld moest worden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat artikel 47 van de Participatiewet (PW) niet de individuele belangen van leden van een cliëntenraad beschermt. De wetgever had met deze bepaling enkel de actieve betrokkenheid van personen met de PW beoogd, en de gemeenteraad heeft de vrijheid om de wijze van participatie zelf te bepalen. De beroepsgronden van appellanten 1 en 2 werden buiten bespreking gelaten, omdat deze niet konden leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De Raad verklaarde het hoger beroep van de LCR, FNV, appellante 3 en de PMA niet-ontvankelijk, en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep van appellanten 1 en 2 ongegrond was verklaard. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 20 november 2018.