ECLI:NL:CRVB:2018:2913
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toegestaan gebruik van in het buitenland verkregen bewijs in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellanten, die van 15 april 2004 tot en met 30 september 2011 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), kregen te maken met een intrekking van hun bijstandsverlening door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Dit gebeurde naar aanleiding van een rapport van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat aangaf dat appellant onroerend goed in Turkije bezat, wat niet was gemeld bij het college. De Svb had een onderzoek laten uitvoeren in Turkije, waaruit bleek dat appellant belastingaangiftes had ingediend voor meerdere onroerende zaken. Het college concludeerde dat appellanten de inlichtingenverplichting hadden geschonden door deze informatie niet te delen, wat leidde tot de intrekking van de bijstand en terugvordering van eerder verstrekte bedragen.
De rechtbank had het beroep van appellanten tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep voerden appellanten aan dat het college geen gebruik mocht maken van de onderzoeksgegevens van de Svb, omdat deze onrechtmatig verkregen zouden zijn. De Raad oordeelde dat het college de onderzoeksgegevens van de Svb mocht gebruiken, omdat er geen bewijs was dat deze gegevens onrechtmatig waren verkregen. De Raad bevestigde dat het gebruik van in het buitenland verkregen bewijs in bestuursrechtelijke procedures is toegestaan, mits het recht op een eerlijk proces niet wordt geschonden. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college de bijstandsverlening mocht intrekken en de terugvordering kon doorzetten.