In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die sinds 2012 bijstand ontving, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, waarbij haar bijstand was opgeschort en ingetrokken. De Raad heeft vastgesteld dat appellante het opschortingsbesluit van 30 september 2014 nooit had ontvangen. Het college had niet voldoende bewijs geleverd dat het besluit op de juiste wijze was verzonden. De Raad oordeelde dat de bezwaartermijn pas begon te lopen op het moment dat appellante daadwerkelijk kennisnam van het besluit, namelijk op 20 september 2016. Hierdoor was het bezwaar tijdig ingediend. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college, en herstelde de situatie door het besluit van 30 september 2014 te herroepen. Tevens werd het college veroordeeld tot betaling van de kosten van appellante, die in totaal € 2.505,- bedroegen.