ECLI:NL:CRVB:2017:246
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering wegens schending inlichtingenverplichting en op geld waardeerbare werkzaamheden
In deze zaak heeft appellante, die bijstand aanvroeg op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), haar aanvraag zien afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Slochteren. De aanvraag werd afgewezen op grond van het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting, omdat appellante niet had gemeld dat zij werkzaamheden verrichtte in de tatoeageshop van haar vader en een eigen tatoeageshop had geopend met haar vriend. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellante in de periode van 1 juli 2013 tot en met 17 april 2014 regelmatig aanwezig was in de tatoeageshops en daar ondersteunende taken verrichtte, wat als op geld waardeerbare werkzaamheden wordt beschouwd. De Raad stelt vast dat appellante niet voldoende duidelijkheid heeft verschaft over haar werkzaamheden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De rechtbank had de bezwaren van appellante ongegrond verklaard, maar de Raad vernietigt deze uitspraak en verklaart het beroep gegrond. Het college wordt opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar tegen de afwijzing van de bijstandsaanvraag, waarbij het recht op bijstand moet worden vastgesteld op basis van de door appellante verrichte werkzaamheden. Tevens wordt het college veroordeeld in de kosten van appellante, die in totaal € 2.970,- bedragen.