4.1.Bij koninklijk besluit van 18 juli 2014 is bepaald dat de Wmo 2015 in werking treedt op 19 juli 2014, met uitzondering van de artikelen 1.1.2, 1.2.1, 1.2.2, 2.1.1 en 2.2.2, 2.3.1, 4.1.1 tot en met 4.3.4, 7.1 tot en met 7.23 en 7.25 tot en met 7.37, 8.1, 8.9, eerste tot en met vierde lid, en 8.10, die in werking treden met ingang van 1 januari 2015. Artikel 8.9, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt, voor zover hier van belang, dat de Wmo wordt ingetrokken. Met deze bepalingen is gegeven dat de Wmo met ingang van 1 januari 2015 is ingetrokken en dat de Wmo 2015 op 1 januari 2015 in zijn geheel in werking is getreden.
4.2.1.Artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 definieert sociaal netwerk als: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt.
4.2.2.Artikel 2.1.3, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening de regels vaststelt die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het in artikel 2.1.2 bedoelde plan en de door het college ter uitvoering daarvan te nemen besluiten of te verrichten handelingen. Het tweede lid, aanhef en onder b, bepaalt dat in de verordening in ieder geval wordt bepaald op welke wijze de hoogte van een pgb wordt vastgesteld waarbij geldt dat de hoogte toereikend moet zijn.
4.2.3.Artikel 2.3.6, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt, voor zover hier van belang, dat indien de cliënt dit wenst, het college hem een pgb verstrekt dat de cliënt in staat stelt de diensten, die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken. Artikel 2.3.6, tweede lid, van de Wmo 2015 bepaalt onder welke voorwaarden een pgb wordt verstrekt. Het vierde lid houdt in dat bij verordening kan worden bepaald onder welke voorwaarden betreffende het tarief met het pgb diensten kunnen worden betrokken bij personen die tot het sociale netwerk behoren.
4.2.4.De gemeenteraad van Emmen heeft ter uitvoering van onder meer artikel 2.1.3 en artikel 2.3.6, vierde lid, van de Wmo 2015 de Verordening vastgesteld.
4.2.5.In artikel 15 van de Verordening zijn regels opgenomen voor een pgb. Het derde lid houdt in dat de hoogte van het pgb wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura. De hoogte van het pgb moet toereikend zijn voor de aanschaf van de goedkoopst adequate voorziening en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering. Het vijfde lid, aanhef en onder a, bepaalt dat een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt onder meer diensten kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk onder de voorwaarde dat deze persoon een lager tarief krijgt betaald voor zijn diensten dan het ingevolge het derde lid vastgestelde tarief. Het lagere tarief bedraagt maximaal een door het college vast te stellen percentage van de kostprijs van de maatwerkvoorziening in natura. Ingevolge het zesde lid van dit artikel kan het college nadere regels stellen over de hoogte van het pgb en het vaststellen van het pgb met inachtneming van wat in dit artikel is bepaald.
4.2.6.Ter uitvoering van onder meer artikel 15, zesde lid, van de Verordening, heeft het college het Uitvoeringsbesluit vastgesteld. Artikel 2, tweede lid, onder c tot en met d, van het Uitvoeringsbesluit bepaalt de hoogte van het pgb voor schoonmaakondersteuning op een bepaald percentage van het uurtarief voor schoonmaakondersteuning, zoals door het college gecontracteerd. Onderscheiden worden de volgende percentages:
- 100%, indien de schoonmaakondersteuning wordt geleverd door een door het college gecontracteerde aanbieder of een daarmee te vergelijken aanbieder;
- 75%, indien de schoonmaakondersteuning wordt geleverd door derden, niet zijnde personen uit het sociale netwerk of mantelzorgers;
- 50%, indien de schoonmaakondersteuning wordt geleverd door iemand uit het sociale netwerk, dan wel door een mantelzorger.