ECLI:NL:CRVB:2017:1771

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 mei 2017
Publicatiedatum
12 mei 2017
Zaaknummer
15/5321 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid hoger beroep wegens overlijden appellant zonder opvolgende erfgenamen

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2017, is het hoger beroep ingesteld door de overleden appellant, die voorheen woonachtig was in [woonplaats]. De advocaat van de appellant, mr. H.A.C. Klein Hesselink, heeft het hoger beroep ingediend, maar heeft later moeten meedelen dat de appellant in juli 2016 is overleden. De nabestaanden, waaronder de dochter en de ex-echtgenote van de appellant, hebben de nalatenschap verworpen, waardoor er geen erfgenamen zijn die de procedure kunnen voortzetten.

De Centrale Raad heeft op 28 maart 2017 een zitting gehouden, maar er is niemand verschenen namens de appellant, en het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen heeft zich ook niet laten vertegenwoordigen. Ondanks de oproep in de Staatscourant heeft zich niemand gemeld die als partij aan het geding wilde deelnemen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat er geen processueel belang meer is bij de beoordeling van het hoger beroep.

De Raad heeft vastgesteld dat er geen erfgenamen zijn die de appellant kunnen opvolgen in deze procedure, en heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door W.F. Claessens, met M.S. Spek als griffier.

Uitspraak

15/5321 PW
Datum uitspraak: 9 mei 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 12 juni 2015, 15/176 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
wijlen [appellant] , in leven laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H.A.C. Klein Hesselink, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 1 november 2016 heeft mr. Klein Hesselink meegedeeld dat appellant reeds enige maanden geleden was overleden. Ter aanvulling hierop heeft mr. Klein Hesselink bij brief van 28 november 2016 het volgende meegedeeld. Appellant is in juli 2016 overleden. Volgens een medewerker van het opvangtehuis waar appellant laatstelijk verbleef, hebben de nabestaanden van appellant, te weten de dochter en de ex-echtgenote, de nalatenschap verworpen. Dit opvangtehuis heeft geen verdere informatie kunnen, mogen of willen verstrekken met betrekking tot naam- en adresgegegevens van de dochter en de ex-echtgenote van appellant. Mr. Klein Hesselink heeft als gevolg daarvan geen contact kunnen krijgen met de dochter om de verwerping van de nalatenschap formeel bevestigd te krijgen. Gelet hierop verklaart mr. Klein Hesselink zich zonder instructies.
Vervolgens is, gelet op artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in de Staatscourant mededeling gedaan van de geplande behandeling van de zaak op de zitting van 28 maart 2017.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 28 maart 2017. Van de zijde van appellant is niemand verschenen. Het college heeft zich, met bericht, niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De indiener van het hoger beroep, appellant, is overleden. Niet is gebleken van erfgenamen die appellant als partij in het onderhavige geding zijn opgevolgd en het geding zouden willen voortzetten. Ook na de oproep in de Staatscourant hebben zich geen belanghebbenden gemeld met het verzoek als partij aan het geding deel te mogen nemen. Dit brengt mee dat het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep is komen te ontvallen. Het hoger beroep zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van M.S. Spek als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2017.
(getekend) W.F. Claessens
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

HD