In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juli 2023 uitspraak gedaan over het verzet van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De zaak betreft een aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2016, waarbij de belanghebbende in eerste instantie niet-ontvankelijk werd verklaard wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht. De belanghebbende heeft verzet ingesteld tegen deze uitspraak, maar tijdens de verzetprocedure bleek dat de gemachtigde van de belanghebbende was overleden. De rechtbank heeft meerdere pogingen gedaan om de belanghebbende en de erfgenamen te bereiken, maar alle postzendingen zijn retour gekomen. Gezien het ontbreken van een erfgenaam of gemachtigde om de procedure voort te zetten, heeft de rechtbank geoordeeld dat het processuele belang aan de beoordeling van het verzet is komen te ontvallen. De rechtbank heeft daarom het verzet niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen.