ECLI:NL:RBZWB:2024:1910

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
AWB- 22_4831
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens gebrek aan procesbelang na overlijden eiser en verwerping nalatenschap door erfgenamen

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, dat op 1 september 2022 is genomen. De rechtbank heeft het beroep op 17 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren. Tijdens de zitting werd medegedeeld dat eiser op een onbekende datum in 2023 is overleden. De gemachtigde kreeg de gelegenheid om te bevestigen of de erfgenamen de procedure wilden voortzetten. Op 30 januari 2024 meldde de gemachtigde dat de erfgenamen niet thuis gaven en verzocht om de gevolgen hiervan te verbinden aan de procedure.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er nog sprake was van procesbelang, gezien het overlijden van eiser en de verwerping van de nalatenschap door de erfgenamen. Uit het boedelregister bleek dat de erfgenamen de nalatenschap hadden verworpen, en de rechtbank concludeerde dat er geen andere erfgenamen waren die aanspraak konden maken op de procedure. Hierdoor was het processuele belang aan de beoordeling van het beroep komen te ontvallen.

De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het beroep plaatsvond. De rechtbank zag ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, en is openbaar gemaakt op 14 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4831 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.E. van der Bent),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, college.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 1 september 2022 (bestreden besluit).
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 17 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en namens het college mr. V. van der Linden en [naam 1] .
Ter zitting is de rechtbank medegedeeld dat eiser op [datum] 2023 is overleden. Vervolgens is de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om te laten weten of de erfgenamen van eiser de procedure willen voortzetten.
Op 30 januari 2024 heeft de gemachtigde aan de rechtbank laten weten dat de erven niet thuis geven en verzocht hieraan de gevolgen te verbinden die haar geraden voorkomen.
Ten slotte is het onderzoek gesloten om uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

1.1
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
2. Op [datum] 2023 is meneer [eiser] overleden.
Uit een afschrift van het boedelregister afkomstig van de rechtbank Zeeland-West-Brabant blijkt dat de twee (bekende) erfgenamen ( [naam 2] en [naam 3] ) de nalatenschap van eiser hebben verworpen.
Omvang geschil
3. Allereerst dient in deze zaak beoordeeld te worden of er nog sprake is van procesbelang, omdat eiser is overleden en de (bekende) erfgenamen de erfenis hebben verworpen.
Oordeel van de rechtbank
4.1
Het ontbreken van een erfgenaam of persoon die gemachtigd is om de procedure voort te zetten, brengt mee dat het processuele belang aan de beoordeling van het beroep is komen te ontvallen. [1]
4.2
Uit een afschrift van het boedelregister afkomstig van de rechtbank Zeeland-West-Brabant blijkt dat de twee erfgenamen de nalatenschap van eiser hebben verworpen. Daarnaast volgt uit een brief van de gemachtigde van eiser dat de erven geen thuis geven op de vraag wat zij met de lopende beroepsprocedure aan willen, ook niet naar een daarop volgend rappel. Dat er nog andere erfgenamen zijn die in deze procedure aanspraak kunnen en willen maken op de eventueel toe te kennen bijzondere bijstand is gelet op de feiten en omstandigheden van onderhavige procedure niet aannemelijk. De rechtbank heeft dan ook geen aanleiding gezien om op grond van artikel 8:26, tweede lid, van de Awb in de Staatscourant te doen aankondigen dat deze procedure bij de rechtbank aanhangig was. Wegens gebrek aan procesbelang wordt het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank komt dus niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier op 14 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 8:26, tweede lid
Indien de bestuursrechter vermoedt dat er onbekende belanghebbenden zijn, kan hij in de Staatscourant doen aankondigen dat een zaak bij hem aanhangig is. Naast de aankondiging in de Staatscourant kan ook een ander middel voor de aankondiging worden gebruikt.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 9 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1771.