Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
).
1.Feiten en loop geding
2.Gronden
3.Beslissing
mr. A. Krishnapillai, griffier, op 9 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak gaat het om een verzet tegen een niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank inzake een belastingaanslag voor het jaar 2018. De inspecteur van de Belastingdienst had aan de belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd. Na bezwaar van de belanghebbende verklaarde de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk en behandelde het als een verzoek om ambtshalve vermindering, wat werd afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende op 3 mei 2021 niet-ontvankelijk wegens het niet tijdig indienen van het beroepschrift. Hierop heeft de belanghebbende verzet aangetekend.
De rechtbank heeft de belanghebbende en de inspecteur op 3 februari 2022 in de gelegenheid gesteld om over het verzet te worden gehoord. De brief aan de belanghebbende kwam retour omdat deze niet was afgehaald. Uit de Gemeentelijk Basisadministratie Persoonsgegevens bleek dat de belanghebbende op [datum] 2021 was overleden. De rechtbank heeft vervolgens op 9 maart 2022 een brief gestuurd naar het laatst bekende adres van de belanghebbende, waarin werd aangegeven dat het aan de erfgenamen was om te beslissen of het verzet zou worden ingetrokken of voortgezet. Ook deze brief kwam retour.
Op 4 april 2022 heeft de rechtbank een bericht in de Staatscourant geplaatst om eventuele belanghebbenden te verzoeken zich binnen zes weken te melden, maar hierop is geen reactie ontvangen. Gezien het ontbreken van een erfgenaam of gemachtigde om de procedure voort te zetten, heeft de rechtbank geoordeeld dat het processuele belang aan de beoordeling van het verzet is komen te ontvallen. De rechtbank heeft daarom het verzet niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, en openbaar gemaakt op 9 juni 2022.