ECLI:NL:CRVB:2016:995
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- W.F. Claessens
- Y.J. Klik
- Rechtspraak.nl
Verplichte terugvordering en matiging bij verzwegen gezamenlijke huishouding in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de intrekking van bijstandsuitkeringen aan appellanten werd bevestigd. Appellanten, een stel dat samenwoonde, ontvingen bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de sociale recherche terecht heeft vastgesteld dat appellanten een gezamenlijke huishouding voerden, wat hen niet als zelfstandige subjecten van bijstand kwalificeert. De Raad gaat in op de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de onterecht ontvangen bedragen. De Raad bevestigt dat de colleges van burgemeester en wethouders van Zaanstad en Oostzaan bevoegd waren om de bijstand terug te vorderen, maar oordeelt dat de hoogte van de terugvordering niet correct was vastgesteld. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover het de terugvordering betreft en draagt het college op om een nieuwe beslissing te nemen over de hoogte van de terug te vorderen bedragen. De uitspraak benadrukt het belang van het geven van juiste en volledige inlichtingen door bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen. De kosten van de rechtsbijstand worden toegewezen aan het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad.