Uitspraak
16.739 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
inachtneming van deze uitspraak en bepaalt dat tegen het nieuw te nemen besluit op bezwaar
slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld;
griffierecht van in totaal € 169,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de beëindiging van de bijstandsverlening aan L werd bevestigd. Appellant ontving sinds 1 september 2008 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) als alleenstaande, terwijl L sinds 15 januari 2012 bijstand ontving als alleenstaande ouder. Naar aanleiding van een anonieme melding werd een onderzoek ingesteld naar de woon- en leefsituatie van L, waaruit bleek dat appellant regelmatig bij L verbleef en dat zij een gezamenlijke huishouding voerden. Dit leidde tot de conclusie dat L haar inlichtingenverplichting had geschonden, wat resulteerde in de intrekking van haar bijstand en de terugvordering van bijstandsbetalingen van zowel L als appellant. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de onderzoeksresultaten voldoende bewijs boden voor de gezamenlijke huishouding en dat de terugvordering van de bijstandsbetalingen terecht was. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en droeg het dagelijks bestuur op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.