ECLI:NL:CRVB:2016:637
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake Ziektewetuitkering en loondoorbetalingsverplichting
In deze zaak heeft appellante, die zich op 2 september 2013 ziek meldde met psychische klachten, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv om haar Ziektewet (ZW)-uitkering te ontzeggen. Het Uwv baseerde zijn standpunt op gegevens uit de polisadministratie, waaruit bleek dat appellante ten tijde van haar ziekmelding werkzaam was in fase 3 van de uitzendovereenkomst. Appellante betwistte dit en voerde aan dat zij in fase 2 werkte, gebaseerd op een ongedateerde uitzendovereenkomst die zij had overgelegd. De rechtbank Oost-Brabant had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar het Uwv werd wel veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten omdat het bestreden besluit niet voldoende was onderbouwd.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft appellante haar standpunt herhaald, maar het Uwv heeft bevestigd dat de gegevens uit de polisadministratie correct waren. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de indeling in fase 3 juist was, en dat appellante geen recht had op een ZW-uitkering omdat de beëindiging van haar arbeidsrelatie niet op een rechtsgeldige wijze vóór haar ziekmelding was vastgesteld. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de argumenten van beide partijen hebben gewogen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 24 februari 2016.