ECLI:NL:CRVB:2016:4847
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag en de toepassing van de uitwijkjurisprudentie in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een bijstandsaanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Kerkrade. Appellante, die bijstand aanvroeg als alleenstaande ouder, had eerder bijstand ontvangen in de gemeente Heerlen. Het college had twijfels over haar woon- en leefsituatie, met name over de vraag of zij samenwoonde met haar ex-partner W. Na een onderzoek door de Sociale Recherche Kerkrade concludeerde het college dat appellante onvoldoende informatie had verstrekt over haar situatie, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De bezwaarschriftencommissie adviseerde echter om het bezwaar van appellante gegrond te verklaren, omdat het college niet had aangetoond dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding.
De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond. In hoger beroep betoogde appellante dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het college mocht twijfelen aan haar woon- en leefsituatie. De Raad oordeelde dat het college niet mocht afwijken van de uitwijkjurisprudentie, omdat er geen voldoende bewijs was voor de gezamenlijke huishouding. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit van het college, en droeg het college op om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellante. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellante.