ECLI:NL:CRVB:2016:13
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- J.F. Bandringa
- W.F. Claessens
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de boete in bijstandszaken en de herziening van bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had zijn inkomsten uit een krantenwijk niet tijdig opgegeven, wat leidde tot een herziening van zijn bijstandsverlening en een opgelegde boete van € 1.850,65. De rechtbank had deze boete verlaagd naar € 930,-, maar de appellant ging in hoger beroep tegen de ongegrondverklaring van zijn beroep tegen de herziening van de bijstandsverlening en het bruteringsbesluit. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij de inlichtingenverplichting had nageleefd. De Raad oordeelde dat de boete van 50% van het benadelingsbedrag passend was, en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De Raad concludeerde dat de appellant niet in aanmerking kwam voor schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente, omdat er geen nabetaling van bijstand zou plaatsvinden. De uitspraak bevestigde de noodzaak voor strikte naleving van de inlichtingenverplichting door bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet naleven daarvan.