ECLI:NL:CRVB:2016:5064
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.F. Claessens
- F. Hoogendijk
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking bijstandsverlening en opgelegde boete onder de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland met betrekking tot de intrekking van haar bijstandsverlening en de opgelegde boete. Appellante ontving sinds 18 februari 2009 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme tip heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellante en haar ex-partner verleende uitkeringen. Dit leidde tot de conclusie dat appellante vanaf 1 september 2013 een gezamenlijke huishouding voerde met haar ex-partner, wat zij niet had gemeld. Het college van burgemeester en wethouders van Pekela heeft daarop de bijstand van appellante met terugwerkende kracht ingetrokken en een boete opgelegd. De rechtbank heeft het beroep tegen de intrekking van de bijstand ongegrond verklaard, maar de boete verlaagd. Appellante is in hoger beroep gegaan tegen beide uitspraken.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college de intrekking van de bijstand terecht heeft doorgevoerd, omdat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat zij een gezamenlijke huishouding voerde. Het motiveringsgebrek in de besluiten van het college kan worden gepasseerd, omdat appellante niet in haar verdediging is geschaad. Wat betreft de opgelegde boete, oordeelt de Raad dat de rechtbank de boete terecht heeft vastgesteld op 50% van het benadelingsbedrag, omdat er sprake was van normale verwijtbaarheid. De Raad bevestigt de uitspraken van de rechtbank en veroordeelt het college in de proceskosten van appellante.