ECLI:NL:CRVB:2016:12
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van boetebesluit in bijstandszaken met betrekking tot grove schuld en financiële omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die vanaf 27 december 2012 bijstand ontvingen op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De Raad heeft vastgesteld dat appellanten bij aanvang van de bijstand beschikten over een vermogen dat boven de vrijlatingsgrens lag, en dat zij de inlichtingenverplichting hebben geschonden door niet alle relevante bankrekeningen te melden. Dit leidde tot een te hoge bijstandsverlening, waarvoor het college een boete van € 6.920,- had opgelegd. De rechtbank had deze boete verlaagd tot € 3.420,-, maar de Centrale Raad heeft de boete uiteindelijk vastgesteld op € 2.510,-, rekening houdend met de financiële omstandigheden van appellanten en de mate van verwijtbaarheid. De Raad oordeelde dat de appellanten grove schuld konden worden verweten, maar dat de boete moest worden gematigd tot een bedrag dat in verhouding stond tot hun draagkracht. De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting en de gevolgen van het niet nakomen daarvan in het sociale zekerheidsrecht.