ECLI:NL:CRVB:2016:2917
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake boete wegens niet wonen op uitkeringadres en grove schuld
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de intrekking van zijn bijstandsuitkering en de oplegging van een boete door het college van burgemeester en wethouders van Deurne aan de orde zijn. Appellant ontving vanaf 27 juli 2012 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en had gemeld dat hij woonachtig was op een specifiek uitkeringsadres. Echter, na een onderzoek door de sociale recherche bleek dat appellant niet op het opgegeven adres woonde. Het college heeft daarop de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en een boete opgelegd van € 3.570,-. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze besluiten ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij niet opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt en dat de boete disproportioneel is. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellant wel degelijk zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van zijn feitelijke woonadres. De Raad oordeelt dat de boete van € 3.570,- niet in verhouding staat tot de ernst van de overtreding en heeft deze verlaagd naar € 2.910,-. De Raad heeft ook de proceskosten van appellant in aanmerking genomen en het college veroordeeld tot vergoeding van deze kosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 26 juli 2016.