ECLI:NL:CRVB:2016:2866
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- G.M.G. Hink
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verzwegen vermogen in Suriname en boete voor schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 1998 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van anonieme meldingen dat appellant onroerend goed in Suriname bezat, heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant niet had gemeld dat hij over vermogen beschikte dat de voor hem geldende vermogensgrens overschreed. De Raad bevestigt dat het college van burgemeester en wethouders van Groningen terecht de bijstand heeft ingetrokken en de gemaakte kosten heeft teruggevorderd. De Raad oordeelt dat appellant in strijd met zijn inlichtingenverplichting heeft gehandeld door zijn vermogen niet te melden.
Daarnaast heeft het college appellant een boete opgelegd wegens schending van deze verplichting. De rechtbank heeft de boete verlaagd, maar de Centrale Raad van Beroep heeft deze beslissing vernietigd en de boete vastgesteld op € 2.000,-. De Raad oordeelt dat de hoogte van de boete passend is, gezien de omstandigheden van de zaak en de verwijtbaarheid van appellant. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, ondanks de financiële problemen van appellant. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de rechtbank en het college, met uitzondering van de hoogte van de boete, die is verlaagd.