ECLI:NL:CRVB:2016:3020
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.C.R. Schut
- A. Stehouwer
- P.W. van Straalen
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van op geld waardeerbare werkzaamheden en boeteoplegging
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 2 juli 2009 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die eerder de boete die aan appellante was opgelegd had verlaagd. De aanleiding voor de intrekking van de bijstand was een onderzoek door de Afdeling Bijzondere Onderzoeken van de gemeente Rotterdam, dat werd gestart na het ontvangen van informatie over mogelijke op geld waardeerbare werkzaamheden van appellante. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft op basis van dit onderzoek besloten de bijstand van appellante over een periode van drie jaar in te trekken en een boete op te leggen wegens het schenden van de inlichtingenverplichting. De rechtbank heeft de boete verlaagd, maar appellante ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college voldoende bewijs heeft geleverd dat appellante op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht, en dat zij haar inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad bevestigt de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de gemaakte kosten. Wat betreft de boete, oordeelt de Raad dat de opgelegde boete van € 4.310,- niet in verhouding staat tot de ernst van de overtreding en stelt deze vast op € 3.530,-. De Raad veroordeelt het college in de kosten van appellante en bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het overige.