Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 27 februari 2015, wordt de procedure besproken rondom de aanvraag van appellant voor een Wajong-uitkering. Appellant, geboren in 1991, had op 7 november 2011 een aanvraag ingediend, die door het Uwv op 22 november 2011 werd afgewezen. De reden voor de afwijzing was dat appellant na zijn 18e verjaardag meer dan een half jaar had gewerkt, waardoor hij niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt. Het bestreden besluit van 13 februari 2012, waarin het bezwaar van appellant ongegrond werd verklaard, werd door de rechtbank Leeuwarden in een eerdere uitspraak bevestigd.
De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en benadrukt dat ook bij een laattijdige aanvraag een verzekeringsgeneeskundig onderzoek noodzakelijk is, vooral wanneer er sprake is van een arbeidsverleden. De Raad oordeelt dat het Uwv ten onrechte heeft afgezien van dit onderzoek en dat de motivering van het bestreden besluit niet deugdelijk is. De Raad stelt dat het Uwv moet beoordelen of appellant alsnog als jonggehandicapte kan worden aangemerkt op basis van de Wet Wajong, en of hij recht heeft op arbeidsondersteuning. De Raad draagt het Uwv op om binnen zes weken de gebreken in de motivering van het besluit te herstellen, rekening houdend met de inmiddels verstreken termijn van vijf jaar.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de medische situatie van de appellant en de noodzaak om alle relevante medische rapporten in de beoordeling te betrekken. De Raad concludeert dat het Uwv de belangen van appellant onvoldoende heeft gewaarborgd en dat er een herbeoordeling moet plaatsvinden.