4.De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1. Op grond van artikel 2:3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet Wajong is jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk de ingezetene die aansluitend op de dag waarop hij zeventien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling gedurende 52 weken niet in staat is geweest met arbeid meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen, terwijl niet aannemelijk is dat hij binnen een jaar volledig zal herstellen.
4.1.2. Artikel 2:3, tweede lid, van de Wet Wajong bepaalt dat indien de ingezetene geen jonggehandicapte is en binnen vijf jaar na afloop van de periode van 52 weken niet meer in staat is om meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen als gevolg van een oorzaak die reeds aanwezig was na afloop van de termijn van 52 weken, terwijl niet aannemelijk is dat de ingezetene binnen een jaar volledig zal herstellen, de ingezetene alsnog jonggehandicapte wordt met ingang van de dag waarop hij niet meer in staat is om meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen.
4.2.1. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank dat er sprake is van een zorgvuldig medisch onderzoek en dat er geen grond is om te twijfelen aan de medische beoordeling door de verzekeringsartsen. De bezwaarverzekeringsarts heeft kennisgenomen van de in bezwaar verkregen informatie van de huisarts en in zijn rapport van 20 oktober 2010 gemotiveerd te kennen gegeven dat de in de FML in verband met de diabetes opgenomen beperkingen voldoende en adequaat zijn. Bij appellant is Diabetes Mellitus II gediagnosticeerd, een ziektebeeld dat goed behandelbaar is. Uit de informatie van de huisarts en de diëtiste blijkt dat er sprake is van matige therapiecompliance. Met de door de verzekeringsarts aangenomen beperkingen voor deadlines en productiepieken is beoogd om enige stressreductie in de te selecteren arbeid te brengen, mede om dysregulatie van de glucosehuishouding te voorkomen. Met de beperkingen voor werktijden is beoogd om structuur en regelmaat in arbeid te brengen en structureel overwerk te voorkomen. De bezwaarverzekeringsarts heeft voorts in zijn rapporten van 11 mei 2011 en 27 augustus 2012 inzichtelijk en overtuigend uiteengezet dat ook in de in beroep overgelegde medische gegevens geen argumenten te vinden zijn om met betrekking tot de datum van
[geboortedag] 2003 terug te komen van het eerder ingenomen standpunt. Ook in hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, maar zonder ondersteunende medische gegevens is gebleven, heeft de Raad geen aanknopingspunten kunnen vinden voor het oordeel dat appellant op zijn 17e en 18e jaar meer of zwaarder beperkt is dan door het Uwv met de FML is aangenomen.
4.2.2. Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft appellant geen specifieke gronden geformuleerd. In de arbeidskundige rapporten is voldoende gemotiveerd dat appellant met inachtneming van zijn medische beperkingen op zijn 17e en 18e jaar geschikt is tot het verrichten van werkzaamheden in de door de arbeidsdeskundige geselecteerde, als passend beschouwde functies. De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat appellant met zijn beperkingen op zijn 17e en 18e jaar in staat was meer dan 75% van het voor hem geldende maatmaninkomen te verdienen, zodat de wachttijd niet is vervuld.
4.2.3. De Raad concludeert dat, nu appellant in staat is geweest op zijn 17e en 18e jaar meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen, hij niet aangemerkt kan worden als jonggehandicapte in de zin van artikel 2:3, eerste lid, van de Wet Wajong.
4.3.1. Onder 4.2.2 is vastgesteld dat appellant op zijn 18e jaar de wachttijd niet heeft volgemaakt. Anders dan het Uwv aanvoert, betekent dit niet dat appellant reeds daarom geen aanspraak kan maken op arbeidsondersteuning op grond van artikel 2:3, tweede lid, van de Wet Wajong. Uit de tekst van deze bepaling en de toelichting daarop (Kamerstukken II 2008/09, 32 780, nr. 3, p. 40 en 41) volgt dat de ingezetene die geen jonggehandicapte in de zin van het eerste lid is, alsnog jonggehandicapte wordt wanneer hij binnen vijf jaar alsnog aan de voorwaarden uit het eerste lid gaat voldoen. Deze termijn van vijf jaar gaat lopen op het moment waarop de periode van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, is geëindigd, derhalve op de dag waarop de ingezetene jonggehandicapte zou zijn geworden wanneer hij aan de voorwaarden zou hebben voldaan. Daarbij geldt wel als eis dat het verlies aan arbeidscapaciteit een gevolg is van dezelfde ziekte die al aanwezig was na afloop van de 52 weken, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b.
4.3.2. Het voorgaande betekent dat, wil appellant een geslaagd beroep (kunnen) doen op artikel 2:3, tweede lid, van de Wet Wajong, bij hem in de periode van [geboortedag] 2003 tot
[geboortedag] 2008 sprake moet zijn van verlies aan arbeidscapaciteit ten gevolge van dezelfde ziekte die al aanwezig was op [geboortedag] 2003 terwijl niet aannemelijk is dat hij binnen een jaar volledig zal herstellen. De Raad stelt vast dat de beperkingen van appellant op zijn 17e en 18e jaar zoals vastgelegd in de FML voortkomen uit zijn diabetes. Er is in de beschikbare medische gegevens geen aanknopingspunt te vinden voor het oordeel dat appellant in de periode van [geboortedag] 2003 tot [geboortedag] 2008 in verband met zijn diabetes op objectief medische gronden meer of zwaarder beperkt zou zijn dan is vastgelegd in de FML. Met betrekking tot de door appellant aangevoerde psychische klachten heeft de bezwaarverzekeringsarts in zijn rapport van 7 november 2011 als volgt overwogen: “Subsidiair kan ik aanvullen, dat als er wel een wachttijd vervuld
zou zijnop basis van de toen bekende klachten (diabetes mellitus en de gevolgen op basis van de slechte therapiecompliance), dit niet leidt tot een AMBER, aangezien de actuele agressieklachten pas op zijn vroegst sinds september 2005 aanwezig zijn (zie hiervoor de brief van “De Rooyse Wissel” dd 22-9-2011). De actuele klachten en beperkingen zoals in bewuste brief beschreven zijn niet voorkomend uit dezelfde klachten waarmee belanghebbende de wachttijd eventueel vervuld
zouhebben.” De Raad onderschrijft de strekking van het betoog van de bezwaarverzekeringsarts. Daargelaten de vraag of de psychische klachten van appellant in de periode van [geboortedag] 2003 tot [geboortedag] 2008 tot meer beperkingen zouden hebben geleid dan met de FML zijn aangenomen, komen deze beperkingen niet voort uit dezelfde ziekte die al aanwezig was op [geboortedag] 2003.
4.3.3. De Raad komt daarom tot de conclusie dat appellant evenmin op grond van artikel 2:3, tweede lid, van de Wet Wajong kan worden aangemerkt als jonggehandicapte.
4.4.Uit 4.1 tot en met 4.3.3 volgt dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor arbeidsondersteuning op grond van de Wet Wajong. Het Uwv heeft het verzoek van appellant terecht afgewezen. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.