ECLI:NL:CRVB:2015:3358
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over weigering Wajong- en ZW-uitkering wegens onvoldoende medische grondslag
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 30 september 2015, met zaaknummer 14/894 ZW-T, wordt de weigering van de Wajong- en Ziektewet (ZW)-uitkering aan appellante beoordeeld. De Raad oordeelt dat het Uwv (Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen) de gebreken in het besluit van 19 februari 2013 moet herstellen. De zaak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin het beroep van appellante ongegrond werd verklaard. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. K.U.J. Hopman, stelt dat haar beperkingen zijn onderschat en dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar haar aanspraken op basis van de Wet Wajong en de Ziektewet.
De Raad stelt vast dat de rechtbank in haar eerdere uitspraak heeft geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die een herbeoordeling rechtvaardigen. Appellante heeft echter in hoger beroep aanvullende informatie ingediend, waaruit blijkt dat haar medische situatie mogelijk niet correct is beoordeeld. De Raad wijst op de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging en concludeert dat het Uwv onvoldoende heeft onderbouwd dat appellante arbeidsongeschikt is voor haar werk als visagiste.
De Raad komt tot de conclusie dat het bestreden besluit niet voldoet aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en draagt het Uwv op om binnen zes weken de geconstateerde gebreken te herstellen. De uitspraak benadrukt het belang van een gedegen medische beoordeling en de noodzaak om alle relevante informatie in overweging te nemen bij het vaststellen van arbeidsongeschiktheid.