ECLI:NL:CRVB:2016:2893
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.E. Bakker
- J.P.M. Zeijen
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de motivering van beperkingen bij Wajong-aanvraag en de rol van deskundigen in het bestuursrecht
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 29 juli 2016, wordt de motivering van een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de Wajong-uitkering van appellante beoordeeld. Appellante, geboren in 1991, had op 24 oktober 2011 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering vanwege lichamelijke klachten die sinds medio 2009 bestonden. Het Uwv had vastgesteld dat appellante 75% van het minimumloon kon verdienen, waardoor zij niet in aanmerking kwam voor de uitkering. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit werd ongegrond verklaard.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, maar in hoger beroep stelde appellante dat het besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen. De Centrale Raad van Beroep benoemde een deskundige, prof. dr. J.H. Arendzen, die concludeerde dat appellante energetische beperkingen had als gevolg van lipoedeem en morbide obesitas. De Raad oordeelde dat de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet overtuigend was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de beperkingen van appellante.
De Raad kwam tot de conclusie dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berustte en droeg het Uwv op om binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij alle door de deskundige vastgestelde beperkingen in acht worden genomen. Tevens werd de vraag besproken of appellante als jonggehandicapte kan worden aangemerkt, wat door het Uwv en de rechtbank niet was onderkend. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering en de rol van deskundigen in het bestuursrecht.