In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 oktober 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag om arbeidsondersteuning op grond van de Wajong 2010 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, geboren in 1982, had op 30 mei 2013 een aanvraag ingediend, die door het Uwv op 3 september 2013 was afgewezen. Het bezwaar van appellante werd ongegrond verklaard op 15 januari 2014. De rechtbank Rotterdam bevestigde deze afwijzing in haar uitspraak van 23 oktober 2014. De Centrale Raad oordeelde dat de verzekeringsarts zijn standpunt overtuigend had gemotiveerd, waarbij hij verwees naar de beperkte medische informatie die beschikbaar was. De Raad stelde vast dat er geen aaneengesloten periode van 52 weken arbeidsongeschiktheid kon worden aangetoond, noch een toename van de beperkingen in de vijf jaar daarna. De Raad benadrukte dat het risico van een laattijdige aanvraag voor rekening van appellante komt, en dat de medische situatie niet meer met zekerheid kon worden vastgesteld door het ontbreken van relevante gegevens. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.984,- bedroegen.