Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1965, op 26 februari 2013 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellant niet voor zijn zeventiende verjaardag arbeidsongeschikt zou zijn geworden en niet in het jaar voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid zes maanden of langer had gestudeerd. Het bezwaar van appellant tegen deze afwijzing werd ongegrond verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft de beslissing van het Uwv bevestigd, waarop appellant in hoger beroep ging.
In hoger beroep betoogde appellant dat het Uwv een onzorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek had verricht en dat zijn klachten, waaronder ADHD en lage intelligentie, onvoldoende waren betrokken bij de beoordeling. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de rapporten van de verzekeringsartsen op zorgvuldige wijze tot stand waren gekomen. De Raad benadrukte dat het risico van een zeer laattijdige aanvraag voor rekening van appellant komt, aangezien hij pas 30 jaar na zijn 17e verjaardag om een uitkering vroeg. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige aanvragen voor uitkeringen en de rol van objectieve medische informatie in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid. De Raad concludeerde dat er geen voldoende medische gegevens beschikbaar waren om de arbeidsongeschiktheid van appellant rond zijn zeventiende levensjaar vast te stellen, waardoor de afwijzing van de Wajong-aanvraag gerechtvaardigd was.