ECLI:NL:CRVB:2022:1420
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering en proceskostenveroordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om hem geen WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die als vrachtwagenchauffeur werkte, heeft zich in 2010 ziek gemeld vanwege rugklachten en ontving aanvankelijk een loongerelateerde WGA-uitkering. Na een herbeoordeling in 2013 werd zijn uitkering beëindigd omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant heeft sindsdien verschillende keren geprobeerd een WIA-uitkering te verkrijgen, maar het Uwv heeft deze aanvragen afgewezen op basis van medische beoordelingen. In het hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenveroordeling heeft uitgesproken en dat het medisch onderzoek niet aan de eisen voldoet. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig is uitgevoerd en dat de vastgestelde belastbaarheid van appellant in de geselecteerde functies niet wordt overschreden. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenveroordeling heeft uitgesproken en heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant. De uitspraak van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en de proceskosten zijn vastgesteld op € 3.036,-, inclusief het griffierecht van € 178,-.