ECLI:NL:CRVB:2015:437
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om kwijtschelding van terugvorderingsbedrag teveel betaalde WW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, had een verzoek ingediend om kwijtschelding van een resterend terugvorderingsbedrag van € 3.229,20, dat voortkwam uit een eerdere terugvordering van teveel betaalde WW-uitkering. Het Uwv had eerder besloten dat appellant teveel had ontvangen en had dit bedrag teruggevorderd. Appellant stelde dat het besluit van 16 november 2009 onrechtmatig was, omdat het Uwv tijdens de hoorzitting in de hoger beroepsprocedure geen melding had gemaakt van nieuw beleid dat mogelijk op hem van toepassing was.
De Raad oordeelde dat het Uwv niet onrechtmatig had gehandeld en dat de eerdere besluiten rechtmatig waren. De herziening van het besluit van 16 november 2009 op basis van nieuw beleid betekende niet automatisch dat het eerdere besluit onrechtmatig was. De Raad bevestigde dat er geen sprake was van een onrechtmatig besluit en dat de gevorderde schadevergoeding terecht was afgewezen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor vergoeding van proceskosten.
De uitspraak benadrukt het beginsel van formele rechtskracht en de voorwaarden waaronder een besluit als onrechtmatig kan worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat de omstandigheden in deze zaak niet voldoende waren om een uitzondering te maken op dit beginsel.