ECLI:NL:CRVB:2020:2930
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E. Dijt
- J.T.H. Zimmerman
- M.E. Fortuin
- Rechtspraak.nl
Herziening van Ziektewet-uitkering en terugvordering door het Uwv na intrekking van WW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die een uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet (WW) en later de Ziektewet (ZW), had zich ziek gemeld en ontving een ZW-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft echter geconcludeerd dat de appellant op 8 maart 2016 niet als werknemer verzekerd was, wat leidde tot de herziening van zijn ZW-uitkering. Het Uwv heeft de onverschuldigd betaalde uitkeringen teruggevorderd, wat de appellant betwistte.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv terecht de ZW-uitkering heeft herzien en de terugvordering heeft doorgezet. De appellant had geen bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn WW-uitkering, waardoor deze formele rechtskracht heeft gekregen. De rechtbank heeft in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de formele rechtskracht zouden doorbreken. De Raad heeft deze conclusie bevestigd en benadrukt dat de appellant niet verzekerd was voor de ZW, omdat hij geen recht had op een WW-uitkering. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, en dat de appellant onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn financiële situatie.
De uitspraak van de Raad bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en stelt dat het Uwv correct heeft gehandeld in het intrekken van de uitkeringen en het terugvorderen van de onverschuldigd betaalde bedragen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in proceskosten.