ECLI:NL:CRVB:2015:2822
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van procesbelang en verplichtingen tot nachtopvang in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de verplichting van een betrokkene om gebruik te maken van nachtopvang in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB). De rechtbank had eerder geoordeeld dat de betrokkene procesbelang had bij zijn beroep, ondanks dat hij niet langer dakloos was. De Centrale Raad bevestigde deze conclusie en oordeelde dat de verplichting tot nachtopvang niet voldoende was onderbouwd en niet op de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene was afgestemd. De Raad stelde vast dat de verplichting om elke nacht gebruik te maken van de nachtopvang niet noodzakelijk was voor de arbeidsinschakeling van de betrokkene en dat er minder ingrijpende verplichtingen mogelijk waren, zoals deelname aan dagbesteding. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven had herroepen en dat de kosten van rechtsbijstand voor de betrokkene dienden te worden vergoed. De uitspraak bevestigt het belang van een individuele benadering bij het opleggen van verplichtingen in het kader van de WWB.