Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 11 mei 2021 in de zaak tussen
Exportslachterij [naam 1] B.V., te [plaats] appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Als eerste beroepsgrond voert appellante aan dat verweerder er ten onrechte vanuit gaat dat appellante een onveilig levensmiddel in de zin van Verordening 178/2002 in de handel heeft gebracht. Daartoe voert zij allereerst aan dat Verordening 178/2002 niet van toepassing is, omdat geen sprake is van een levensmiddel in de zin van die Verordening. Verder is van een onveilig levensmiddel in de zin van die Verordening geen sprake. Evenmin is sprake van een levensmiddel dat schadelijk is voor de gezondheid in de zin van de Verordening. Ook is geen sprake van het ‘in de handel brengen’ in de zin van artikel 3, aanhef en onder 8 van de Verordening 178/2002.
Beslissing
- verklaart de beroepen voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen voor zover gericht tegen het bestreden besluit ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 690,- aan appellante te vergoeden;