ECLI:NL:CRVB:2015:15
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 9 december 2010 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De bijstand werd gewijzigd door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat appellant vanaf 2 juli 2011 in de nachtopvang verbleef. Na onderzoek door de gemeente Rotterdam bleek dat appellant sinds 1 april 2012 geen gebruik meer maakte van de nachtopvang en spoorloos was. Het college heeft daarop de bijstand opgeschort en later ingetrokken, met terugvordering van de ontvangen bijstand over een bepaalde periode.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de intrekking van de bijstand niet correct was, omdat het college de intrekking had moeten baseren op een andere bepaling van de WWB. Hij stelde dat hij niet meer in de nachtopvang was toegelaten door een verlopen pas, maar dat hij wel gebruik maakte van de dagopvang. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting had voldaan door geen informatie te verstrekken over zijn verblijfadres. De Raad bevestigde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen, omdat appellant niet had aangetoond dat hij recht had op bijstand.
De uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond had verklaard, werd door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde, en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.